3.2.De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. Er is - zoals verweerder in het verweerschrift terecht stelt - geen sprake van mandaat, maar van attributie. Het bestreden besluit is genomen door de directeur Belastingen. Uit het Aanwijzingsbesluit heffings- en invorderingsambtenaarblijkt dat de directeur Belastingen is aangewezen als heffingsambtenaar. Nu geen sprake is van een in mandaat genomen besluit, is van strijd met artikel 10:3 van de Awb zoals door eiser gesteld geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding".
5. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. Hiertoe legt hij een taxatierapport over van 24 februari 2022, opgesteld door [naam taxateur 3] met daarbij gevoegd een waardematrix (de matrix). In de matrix is de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2020 getaxeerd op € 107.000,-. In de bijbehorende matrix heeft de taxateur ten aanzien van de onroerende zaak de voorzieningen, de ligging en het onderhoud als gemiddeld aangemerkt (factor 3). De kwaliteit is als slecht/ondergemiddeld aangemerkt (factor 2). De waarde van de onroerende zaak is tot stand gekomen door vergelijking met de verkooptransacties van de woningen [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] in Rotterdam.
6. De in het taxatierapport vermelde vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken zoals ligging, type en bouwjaar goed vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. Alle vergelijkingsobjecten zijn, net als de onroerende zaak, portiekwoningen in de buurt Zuidwijk. De vergelijkingsobjecten zijn weliswaar groter dan de onroerende zaak, maar de rechtbank volgt verweerder in zijn toelichting dat er geen verkooptransacties van woningen met een gebruiksoppervlakte van 42 m² aanwezig zijn. Dit zijn veelal sociale huurwoningen die niet worden verkocht. De rechtbank kan deze toelichting van verweerder volgen. De vergelijkingsobjecten, die een gebruiksoppervlakte van 57 m² of 58 m² hebben, kunnen dan ook dienen ter onderbouwing van de door verweerder vastgestelde WOZ-waarde.