In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 7 juli 2023 een eindvonnis gewezen in een huurgeschil tussen Lievaart Vastgoed B.V. en Horeca Stadt B.V. Lievaart Vastgoed, eiseres in conventie, vorderde betaling van een huurachterstand van € 5.810,09 en boetes van in totaal € 2.700,00. Horeca Stadt, de gedaagde in conventie, had een beroep gedaan op verrekening en voerde aan dat de overheaddeur van het gehuurde pand door slijtage kapot was gegaan, wat de huurachterstand zou rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat Horeca Stadt niet in de bewijslevering was geslaagd. De schriftelijke getuigenverklaringen en de mondelinge getuigenverhoren konden niet bijdragen aan het bewijs dat de overheaddeur door slijtage kapot was gegaan. Hierdoor werd het beroep op verrekening verworpen en werd Horeca Stadt veroordeeld om de huurachterstand te betalen.
Daarnaast werd Horeca Stadt veroordeeld tot betaling van boetes, waarvan een deel al eerder was vastgesteld in een tussenvonnis. De kantonrechter oordeelde dat Horeca Stadt ook een boete van € 300,00 verschuldigd was voor de maand mei 2022, maar dat de boete voor juni 2022 niet toewijsbaar was. De kantonrechter wees ook de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 700,00 toe, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding was voldaan. Tot slot werd Horeca Stadt veroordeeld in de proceskosten van Lievaart Vastgoed, die in totaal op € 2.700,38 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.