ECLI:NL:RBROT:2023:6845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
10356323 / CV EXPL 23-5874
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling waarborgsom en verrekening in huurgeschil

In deze zaak heeft eiser [persoon01] een vordering ingesteld tegen [persoon02] c.s. voor de terugbetaling van een deel van de waarborgsom van € 500,00 die hij had betaald voor een huurwoning. [persoon02] c.s. heeft zich verzet tegen deze terugbetaling en stelt dat hij kosten heeft gemaakt voor het verkrijgen van een vergunning om de woning aan drie personen te verhuren, welke kosten hij wil verrekenen met de waarborgsom. De kantonrechter heeft op 17 juli 2023 geoordeeld dat [persoon02] c.s. het nog niet terugbetaalde deel van de waarborgsom aan [persoon01] moet betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de waarborgsom niet bedoeld is voor het verrekenen van de kosten die [persoon02] c.s. meent te hebben gemaakt. Bovendien heeft [persoon02] c.s. niet voldoende onderbouwd dat hij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt die voor verrekening in aanmerking komen. De kantonrechter heeft de vordering van [persoon01] toegewezen en het beroep op verrekening verworpen. Tevens is [persoon02] c.s. veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van [persoon01] zijn vastgesteld op € 804,59. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10356323 / CV EXPL 23-5874
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter op 17 juli 2023
in de zaak van
[persoon01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. R.J.F. Wigman te Amsterdam,
tegen

1.[bedrijf01] .,

gevestigd in [vestigingsplaats01] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
vertegenwoordigd door [persoon02] ,
en

2.[persoon02] ,

wonende in [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden ‘ [persoon01] ’ en ‘ [persoon02] c.s.’ genoemd.
De kantonrechter is mr. M.C. van der Kolk en de griffier is mr. R.W.H. van Rijkom.
Aanwezig zijn:
  • de heer [persoon01] , vergezeld van zijn vader en bijgestaan door zijn gemachtigde; en
  • de heer [persoon02] .

1.De beoordeling in conventie en in reconventie

1.1.
In deze zaak eist [persoon01] het nog niet aan hem terugbetaalde deel van de door hem betaalde waarborgsom voor een huurwoning à € 500,00 terug van [persoon02] c.s. [persoon02] c.s. is het daar niet mee eens. Hij stelt dat hij door toedoen van [persoon01] extra werk heeft moeten verrichten om een vergunning te verkrijgen om de woning aan drie personen te mogen verhuren. De kosten die hij daarvoor heeft gemaakt à € 1.750,00 wil [persoon02] c.s. met het restant van de waarborgsom verrekenen. Het meerdere à € 1.250,00 eist [persoon02] c.s. in deze zaak als tegeneis van [persoon01] .
1.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [persoon02] c.s. het nog niet terugbetaalde deel van de waarborgsom à € 500,00 aan [persoon01] moet betalen. In de eerste plaats is de waarborgsom niet bedoeld om het soort kosten dat [persoon02] c.s. meent van [persoon01] te kunnen vorderen, te verrekenen. Daar komt bij dat [persoon01] gemotiveerd heeft betwist dat [persoon02] c.s. in totaal zeven uur tegen een dagtarief van € 2.000,00 bezig is geweest met het beantwoorden van vragen ten behoeve van het verkrijgen van de benodigde vergunning. [persoon02] c.s. heeft dit (het aantal uren en het dagtarief) - in reactie op het verweer van [persoon01] - op geen enkele manier onderbouwd. Verder is de kantonrechter van oordeel dat werkzaamheden die gemoeid zijn met het verkrijgen van een vergunning voor de verhuur van een woning onder de gebruikelijke werkzaamheden van een verhuurder vallen. [persoon02] c.s. kan de kosten voor die werkzaamheden dus niet doorberekenen aan [persoon01] .
1.3.
De conclusie luidt dat [persoon02] c.s. in conventie wordt veroordeeld om het restant van de borg à € 500,00 met de wettelijke rente en € 75,00 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aan [persoon01] te betalen. Het beroep op verrekening wordt verworpen en de tegeneis wordt afgewezen.
1.4.
[persoon02] c.s. krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [persoon01] tot vandaag vast op € 260,59 aan dagvaardingskosten, € 214,00 aan griffierecht en € 264,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 132,00 tarief). Dit is in totaal € 738,59. In reconventie worden deze kosten aan de kant van [persoon01] tot vandaag vastgesteld op € 66,00 aan salaris voor de gemachtigde (½ x één punt).Voor kosten die [persoon01] maakt na deze uitspraak moet [persoon02] c.s. een bedrag betalen van € 66,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
1.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

2.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter:
2.1.
veroordeelt [persoon02] c.s. hoofdelijk om aan [persoon01] te betalen € 575,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 500,00 vanaf 9 februari 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
2.2.
veroordeelt [persoon02] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van [persoon01] tot vandaag worden vastgesteld op € 804,59;
2.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit proces-verbaal is op 17 juli 2023 opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter.
38671