ECLI:NL:RBROT:2023:7181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
ROT 22/2629
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging recht op kinderbijslag wegens dubbele woonplaats

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn recht op kinderbijslag beoordeeld. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had op 25 oktober 2021 besloten de kinderbijslag van eiser te beëindigen, wat door de Svb werd gehandhaafd in een besluit van 19 april 2022. Eiser, geboren in Marokko en sinds 1966 in Nederland, betwistte deze beslissing en voerde aan dat hij een duurzame band met Nederland heeft, ondanks zijn verblijf in Marokko.

De rechtbank heeft de zaak op 20 juni 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Svb. De rechtbank concludeert dat de Svb ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser geen duurzame persoonlijke band met Nederland meer heeft. Eiser heeft een eigen adres in Rotterdam, waar zijn kinderen zijn geboren, en hij heeft altijd zijn huur betaald. De rechtbank oordeelt dat eiser zowel in Nederland als in Marokko woont, wat leidt tot de conclusie dat er sprake is van een dubbele woonplaats.

De rechtbank vernietigt het besluit van de Svb en draagt de Svb op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen over de aanspraken van eiser op kinderbijslag, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet de Svb het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 837,- betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2629

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (de Svb),

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van het recht op kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) vanaf het vierde kwartaal van 2021.
1.1.
De Svb heeft met het besluit van 25 oktober 2021 de kinderbijslag beëindigd.
Met het bestreden besluit van 19 april 2022 op het bezwaar van eiser is de Svb bij de beëindiging gebleven.
1.2.
De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de Svb.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is op [geboortedatum 1] 1943 geboren in Marokko, is vanaf 1966 in Nederland
en ontvangt vanaf 1 juli 2008 een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet met een korting van 16% vanwege niet verzekerde jaren. Eiser staat vanaf 1982 ingeschreven op het adres (een huurwoning) [adres] te Rotterdam (het adres). Van 28 juli 1977 tot en met 17 januari 2008 is eiser getrouwd geweest. Het huwelijk is door overlijden van eisers echtgenote ontbonden. Uit het huwelijk zijn vijf kinderen geboren waarvan er drie op het adres staan ingeschreven, evenals een schoondochter. Eiser is op 24 juli 2009 getrouwd met [persoon A] (geboren op [geboortedatum 2] 1979). Uit dit huwelijk is op
10 november 2010 een zoon [naam zoon] geboren. Voor dit kind ontving eiser kinderbijslag. Moeder en kind verblijven op een adres in Marokko in een woning die in eigendom is van eiser.
3. In het kader van het project ‘Partner buitenland’ heeft de Svb onderzoek gedaan naar de woon- en leefsituatie van eiser. Op 4 februari 2020 hebben twee toezichthouders een huisbezoek afgelegd op het adres van eiser en met eiser gesproken. De bevindingen zijn vastgelegd in een handhavingsrapport van 6 augustus 2021. Van het gesprek met eiser is een verslag opgesteld dat door eiser is ondertekend.
4. De Svb legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat op basis van alle omstandigheden eiser geen duurzame persoonlijke band met Nederland meer heeft. De Svb acht hierbij met name het volgende van belang. Uit de stempels in het paspoort van eiser blijkt dat eiser in de periode van 26 juli 2017 tot en met 10 februari 2020 totaal 6,5 maand in Nederland heeft verbleven en ruim 27 maanden in Marokko bij zijn echtgenote en kind in zijn eigen woning. De echtgenote heeft geen eigen inkomen en leeft van het kindgebonden budget en de kinderbijslag. Als eiser in Marokko is, betaalt hij alles. Eiser verblijft vooral in juli en augustus en in december en januari in Nederland. Als eiser in Nederland is, slaapt eiser op de bank op het adres en heeft hij dagelijks telefonisch contact met zijn vrouw. Volgens eiser komen zijn kinderen op straat te staan als hij de huur van het adres opzegt.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de Svb terecht de kinderbijslag vanaf het vierde kwartaal van 2021 heeft beëindigd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8. Eiser voert aan dat hij vanaf 1966 in Nederland woont, een eigen adres in Rotterdam heeft waar zijn kinderen geboren zijn, netjes zijn huur altijd betaalt en dat hij in Nederland heeft gewerkt. Het is niet de bedoeling van eiser dat hij heel lang wegblijft en niet meer naar Nederland komt. De reden dat hij op en neer reist naar Marokko is omdat hij hertrouwd is met een vrouw die daar woont en met wie hij een kind heeft. Eiser wijst erop dat de gemeente Rotterdam na onderzoek heeft vastgesteld dat hij nog steeds op het adres woont en ingeschreven staat. Eisers verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is met ingang van
16 november 2022 ingetrokken en bij besluit van 12 april 2023 is aan eiser een nieuw verblijfsdocument toegekend. Ter zitting heeft eiser het standpunt ingenomen dat, gelet op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 mei 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BW5323), er in zijn geval sprake is van een dubbele woonplaats.
9. Het gaat om de vraag of op de peildatum van 1 oktober 2021 sprake was van een duurzame band van persoonlijke aard tussen eiser en Nederland. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 21 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1466) komt het bij de beoordeling van de omstandigheden van ingezetenschap erop aan of deze van zodanige aard zijn, dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland. Die duurzame band hoeft niet sterker te zijn dan de band met enig ander land, zodat voor een woonplaats hier te lande niet noodzakelijk is dat het middelpunt van iemands maatschappelijke leven zich in Nederland bevindt. In dat kader dienen alle omstandigheden van het geval te worden bezien. In de uitspraak van 7 maart 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:770) heeft de CRvB geoordeeld dat bij de beoordeling van het bestaan van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland met name van belang wordt geacht of betrokkene beschikt over zelfstandige woonruimte in Nederland. Gelet op de onder overweging 8 genoemde uitspraak van de CRvB kan een betrokkene zowel in Nederland als in een ander land wonen (de zogenoemde dubbele woonplaats).
10. Op grond van de beschikbare gegevens, zoals de handhavingsrapportage, de in- en uitreisstempels in het Marokkaanse paspoort van eiser en zijn eigen verklaringen volgt de rechtbank Svb niet in het standpunt dat van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland ten tijde in geding geen sprake meer was. Eiser woont al vanaf 1966 in Nederland gedurende welke periode hij grotendeels een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd heeft gehad en heeft de beschikking over zelfstandige duurzame woonruimte. De kinderen van eiser wonen in Nederland en eiser heeft niet de intentie geuit, en dat blijkt ook niet uit de omstandigheden, om zich blijvend buiten Nederland te vestigen. Het feit dat eiser al gedurende enige jaren langere tijd bij zijn vrouw en kind in Marokko verblijft, betekent niet dat er geen duurzame band van persoonlijke aard meer is tussen eiser en Nederland. Deze feiten en omstandigheden, welke soortgelijk zijn aan de feiten en omstandigheden die aan de orde waren in de onder overweging 8 genoemde uitspraak van de CRvB, brengen de rechtbank tot het oordeel dat eiser tegelijkertijd zowel met Nederland als met Marokko een zo duurzame betrekking van persoonlijke aard onderhoudt dat gezegd moet worden dat eiser op de peildatum van 1 oktober 2021 in beide landen woonde zodat er sprake was van ingezetenschap in de zin van artikel 2 van de AKW.

Conclusie en gevolgen

11. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding voor finale geschilbeslechting omdat niet bekend is of eiser aan overige voorwaarden voldoet op grond waarvan alsnog kinderbijslag toegekend kan worden vanaf het vierde kwartaal van 2021. Verweerder moet hiervoor mogelijk nader onderzoek doen. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat de Svb ter zake van de aanspraken van eiser op kinderbijslag vanaf het vierde kwartaal van 2021 een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de Svb hiervoor zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
12. Omdat het beroep gegrond is moet de Svb het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van eiser aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 19 april 2022;
- draagt de Svb op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de Svb het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de Svb tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Nieuwstraten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
2 augustus 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Volgens artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de AKW is verzekerd degene die ingezetene is.
Op grond van artikel 2 van de AKW is ingezetene degene die in Nederland woont. Waar iemand woont, wordt op grond van artikel 3, eerste lid, van de AKW naar de omstandigheden beoordeeld.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de AKW heeft de verzekerde overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht op kinderbijslag voor een kind dat jonger is dan 18 jaar en dat tot zijn huishouden behoort of door hem wordt onderhouden.
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de AKW heeft slechts degene die op de eerste dag van een kalenderkwartaal verzekerd is, recht op kinderbijslag. Op grond van het tweede lid bestaat recht op kinderbijslag over een kalenderkwartaal voor een kind indien op de eerste dag van dat kalenderkwartaal is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.