ECLI:NL:RBROT:2023:7210

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/660504 / KG ZA 23-532
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een kraakpand door de stichting Woonstad Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonstad Rotterdam (eiseres) en verschillende gedaagden, die zonder recht of titel in een woning verbleven. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. van der Hoeff, vorderde ontruiming van de woning aan de [adres] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis. De woning was gekraakt door de gedaagden, die in de basisregistratie personen stonden ingeschreven op het adres van de woning. Woonstad had eerder geprobeerd de gedaagden schriftelijk te sommeren om de woning te ontruimen, maar zonder resultaat. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden onrechtmatig handelden door zonder recht in de woning te verblijven, en dat Woonstad een spoedeisend belang had bij de ontruiming, aangezien de woning in september 2023 gesloopt zou worden. De rechter verleende verstek tegen de niet verschenen gedaagden en wees de vorderingen tot ontruiming toe, met een ontruimingstermijn van drie weken. De kosten van het geding werden aan de gedaagden opgelegd, die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/660504 / KG ZA 23-532
Vonnis in kort geding van 17 juli 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONSTAD ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. van der Hoeff te Rotterdam,
tegen
1.
[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
allen wonende te [plaatsnaam],
gedaagden,
van wie in het geding is verschenen:
[naam],
wonende te [woonplaats],
procederend in persoon.
Partijen worden hierna afzonderlijk Woonstad, de niet verschenen gedaagden en [naam] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juni 2023, met 10 producties;
  • de mondelinge behandeling op 7 juli 2023.

2..De feiten

2.1.
Woonstad is erfpachter van de grond met daarop de woning aan de [adres] (hierna: de woning). De woning is gelegen in de wijk Wielewaal, die in de naoorlogse periode 1947-1949 is gerealiseerd door het bouwen van noodwoningen. In 2009 heeft Woonstad in samenwerking met de gemeente Rotterdam een plan ontwikkeld om het gebied te herstructureren. Dit plan behelst de sloop van alle noodwoningen en de realisatie van nieuwbouw en vindt plaats in verschillende fases. Sinds 1 januari 2015 worden vrijgekomen woningen niet meer regulier verhuurd. Die woningen worden ofwel ontmanteld ofwel tijdelijk in gebruik gegeven c.q. verhuurd (onder meer via een leegstandsbeheerder). Ondanks deze maatregelen zijn veel woningen in De Wielewaal gekraakt.
2.2.
Op dit moment vermeldt de basisregistratie personen dat gedaagden sub 2. en 3. op het
adres van de woning staan ingeschreven.
2.3.
Woonstad heeft gedaagden in mei 2023 schriftelijk gesommeerd om de woning
direct te ontruimen en ontruimd te houden, maar daar is geen gevolg aan gegeven.

3..Het geschil

3.1.
Woonstad vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) gedaagden, ieder afzonderlijk, te veroordelen om de woning aan de [adres], binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis, met alle personen en/ of roerende zaken die zich van hunnentwege in de woning bevinden, te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden;
b) te bepalen dat het vonnis tot één jaar na de dag waarop het is uitgesproken dan wel is bekrachtigd ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in de woning aan de [adres] bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
c) gedaagden, ieder afzonderlijk, te verbieden om na vertrek uit voornoemde woning daarin terug te keren of zonder een daartoe strekkende huurovereenkomst een andere door Woonstad beheerde woning te betrekken, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per persoon per dag dat gedaagden in gebreke blijven aan een desbetreffende veroordeling te voldoen, een gedeelte van een dag voor een volle gerekend;
d) gedaagden, hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van het geding, inclusief de nakosten.
3.2.
Woonstad weet niet hoelang gedaagden de woning bewonen, maar vermoedt dat de bewoners c.q. krakers van de woning in de loop van de jaren zijn gewijzigd. Aangezien er geen sprake was van een (ernstige) overlastsituatie en sloop nog niet aan de orde was, heeft Woonstad de bewoning door gedaagden gedoogd. Die gedoogsituatie is echter gewijzigd. Woonstad stelt dat gedaagden zich zonder recht of titel in de woning bevinden en, door inbreuk te maken op haar erfpachtrecht, onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW). Zij heeft een spoedeisend belang bij ontruiming van de woning, omdat de woning volgens planning in september 2023 gereed zal worden gemaakt voor sloop, aan te vangen met een asbestinventarisatie wat in onbewoonde staat moet plaatsvinden.
3.3.
[naam] verzoekt Woonstad om hem te helpen bij het vinden van andere woonruimte.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter heeft aan de hand van de betekende dagvaarding en de
overgelegde publicatie in het AD Rotterdams Dagblad geconstateerd dat gedaagden
behoorlijk zijn opgeroepen voor de behandeling van dit kort geding. Nu de bij de wet voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, wordt tegen de niet verschenen gedaagden verstek verleend. [naam] is wel verschenen. Dat brengt mee dat op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis wordt gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.2.
Niet in geschil is dat de woning is gekraakt door gedaagden, waaronder [naam]. Dat betekent dat gedaagden zonder recht of titel in het pand verblijven, waarmee zij onrechtmatig handelen jegens Woonstad. Ingevolge het bepaalde in artikel 5:89 lid 1 in combinatie met 5:2 BW is de erfpachter van een zaak, net als een eigenaar, bevoegd haar van eenieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. De vordering tot ontruiming ligt daarom in beginsel voor toewijzing gereed. Een vordering tot ontruiming is in kort geding evenwel slechts toewijsbaar indien Woonstad daarbij een spoedeisend belang heeft, dat zwaarder weegt dan het belang van gedaagden bij een voortgezet verblijf in de woning. Daarbij moet worden meegewogen of na de ontruiming langdurige leegstand van de woning te verwachten valt.
4.3.
Woonstad heeft onderbouwd gesteld dat volgens planning in september 2023 een asbestinventarisatie moet plaatsvinden in de woning, ter voorbereiding op de aansluitende sloop van de woning. [naam] heeft dat niet bestreden. Daarmee is niet alleen het spoedeisend belang van Woonstad bij de gevorderde ontruiming gegeven, maar is ook duidelijk dat de woning op korte termijn zal worden gesloopt en een langdurige leegstand dus niet te verwachten valt.
4.4.
[naam] heeft geen verweer gevoerd tegen de ontruiming. Ter zitting heeft hij Woonstad verzocht om hem te helpen bij het vinden van andere woonruimte. Woonstad heeft daarop (terecht) aangevoerd dat er voor toewijzing van sociale huurwoningen een distributiesysteem geldt waar zij aan gebonden is en zij volgens dat systeem geen voorrangspositie mag verlenen aan [naam].
4.5.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het belang van [naam] bij voortzetting van zijn verblijf in de woning niet opweegt tegen het belang van Woonstad bij de ontruiming van de woning door [naam] en de niet verschenen gedaagden.
4.6.
De voorzieningenrechter acht het onverenigbaar met het belang dat Woonstad bij de vordering heeft om inlichtingen als bedoeld in artikel 557a lid 2 Rv in te winnen.
4.7.
De vorderingen onder a. en b. worden toegewezen. Ter zitting is gebleken dat Woonstad geen bezwaar heeft tegen een langere ontruimingstermijn dan zij heeft gevorderd. De ontruimingstermijn wordt bepaald op drie weken na betekening van dit vonnis.
4.8.
De vordering onder c. wordt afgewezen. Met de toewijzing van vorderingen a. en b. heeft eiseres geen belang meer bij een verbod op terugkeer naar de woning. Voor het opleggen van een algemeen verbod om een andere door eiseres beheerde woning te betrekken, is geen grondslag gesteld. In het voorkomende geval dat [naam] en/of de overige gedaagden een andere woning van eiseres kraken, moeten bij de beoordeling van een eventuele vordering tot ontruiming de situatie en de belangen van partijen worden afgewogen naar de stand van zaken van dat moment. De voorzieningenrechter kan daar niet op vooruit lopen.
4.9.
[naam] en de niet verschenen gedaagden worden, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woonstad worden begroot op:
- betekening oproeping € 130,57
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 697,00
Totaal € 1.503,57
4.10.
Over de vergoeding van nakosten wordt geen aparte beslissing genomen omdat volgens vaste rechtspraak een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden;
5.2.
veroordeelt [naam] en de niet verschenen gedaagden, ieder afzonderlijk, om binnen drie weken na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres], met alle personen en/of roerende zaken die zich van hunnentwege in de woning bevinden, te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden;
5.3.
bepaalt dat dit vonnis tot een jaar na de dag waarop het is uitgesproken ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in de woning aan de [adres] bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
5.4.
veroordeelt [naam] en de niet verschenen gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Woonstad tot op heden begroot op € 1.503,57;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.
2091 / 2009