ECLI:NL:RBROT:2023:7221

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/657402 / HA ZA 23-418
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geschil tussen VVE en bewoners over ontruiming en modelreglement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een Vereniging van Eigenaren (VVE) en haar bewoners over de toepassing van het Modelreglement 1983 en de ontruiming van een appartement. De eiseres, een VVE, stelt dat de gedaagden, bewoners van het appartement, onrechtmatig handelen door zich niet te houden aan de bepalingen van het Modelreglement. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden niet gebonden zijn aan het Modelreglement, omdat zij daar niet mee hebben ingestemd bij de totstandkoming van hun huurovereenkomst. De rechtbank concludeert dat de eisen van de VVE niet kunnen worden toegewezen, omdat er geen sprake is van onrechtmatig handelen door de gedaagden. De rechtbank wijst de vorderingen van de VVE af en veroordeelt de VVE in de proceskosten van de gedaagden. De rechtbank adviseert partijen om mediation of buurtbemiddeling te overwegen om tot een oplossing te komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/657402 / HA ZA 23-418
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. R. Smith te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats 1],
gedaagde,
advocaat mr. A.F.M. den Hollander te Rotterdam,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. J. van Cortenberghe-van Dam te Rotterdam,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 3],
gedaagde,
advocaat mr. C.S. Winter te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘gedaagden’ genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk ‘[gedaagde 1]’, ‘[gedaagde 2]’ en ‘[gedaagde 3]’ genoemd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden hierna gezamenlijk ‘[gedaagden 1&2]’ genoemd.

1..De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het verwijzingsvonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 12 mei 2023 met zaaknummer 10135860 \ CV EXPL 22-30671, en de daarin vermelde processtukken. In dit verwijzingsvonnis is de zaak, voor zover die ziet op de eisen onder de punten 1 t/m 5 en 7 verwezen naar de civiele rol van het team handel en haven. Voor zover de zaak ziet op de overige eisen (de punten 6, 8 en 9) is de zaak aangehouden door de kantonrechter.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde 1] huurt sinds 1 maart 1976 de woning aan het adres [adres] (hierna: ‘de woning’). [gedaagde 2] is de zoon van [gedaagde 1] en verblijft bij haar in de woning.
2.2.
De woning maakt deel uit van een appartementengebouw. In 1985 is het appartementengebouw gesplitst, waarbij als reglement is vastgesteld het Modelreglement 1983 (hierna: ‘het Modelreglement’). Tevens is daarbij [eiseres] opgericht.
2.3.
In het Modelreglement zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:

Artikel 24
1. Een eigenaar kan zijn privé gedeelte met inbegrip van het medegebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en/of de gemeenschappelijke zaken aan een ander in gebruik geven, mits hij er voor zorg draagt dat die ander het gebruik slechts verkrijgt na ondertekening en afgifte aan het bestuur van een in duplo opgemaakte en gedagtekende verklaring dat hij de bepalingen van het reglement en het huishoudelijk reglement, alsmede een besluit als bedoeld in artikel 876 c van het Burgerlijk Wetboek, voor zover die op een gebruiker betrekking hebben, zal naleven.
(…)
Artikel 26
1. De eigenaars zijn verplicht er voor zorg te dragen, dat hun privé gedeelte niet betrokken wordt door iemand, die de in artikel 24 bedoelde verklaring niet getekend heeft.
2. De gebruiker die zonder de in artikel 24 bedoelde verklaring getekend te hebben (…) een privé gedeelte betrokken heeft dan wel in gebruik houdt, kan door het bestuur hieruit verwijderd worden en hem kan het medegebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en/of de gemeenschappelijke zaken worden ontzegd.
(…)
Artikel 27
1. Aan de eigenaar die zelf het recht van gebruik uitoefent en die:
a. de bepalingen van het reglement of het huishoudelijk reglement of de bepalingen bedoeld in artikel 876 c van het Burgerlijk Wetboek niet nakomt of overtreedt,
b. zich schuldig maakt aan onbehoorlijk gedrag jegens andere eigenaars en/of gebruikers, kan door de vergadering een waarschuwing worden gegeven dat indien hij ondanks deze waarschuwing binnen een jaar nadat hij deze heeft ontvangen andermaal een of meer der genoemde gedragingen verricht of voortzet, de vergadering kan overgaan tot de in het volgende lid bedoelde maatregel.
2. Worden een of meer der in het vorige lid bedoelde gedragingen binnen genoemde termijn andermaal gepleegd of worden deze voortgezet, dan kan de vergadering besluiten tot ontzegging van het gebruik van het privé gedeelte dat aan de eigenaar toekomt.
(…)
7. Indien een eigenaar zijn privé gedeelte in gebruik heeft gegeven, is het in de vorige leden bepaalde op de gebruiker van toepassing, wanneer deze een gedraging verricht als vermeld in het eerste lid (…).
(…)
2.4.
Sinds ongeveer tien jaar is [gedaagde 3] eigenaar en verhuurder van de woning.
2.5.
Boven de woning woont sinds november 2009 [naam 1] met haar dochter. Sinds een aantal jaar bestaat onenigheid tussen [naam 1] en [gedaagden 1&2], waarbij over en weer sprake is van klachten over overlast.
2.6.
Op 25 augustus 2022 heeft een geweldsincident plaatsgevonden bij de woning tussen [naam 2], werkzaam voor de beheerder van [eiseres], en [gedaagde 2]. [naam 2] heeft diezelfde dag de medebewoners van [eiseres] geïnformeerd over dit incident met een brief waarin onder meer het volgende is vermeld:

Dit bericht wordt verzonden aan [namen]. Waar van toepassing graag delen met huurders.
Zoals jullie weten zijn de intercoms vandaag vervangen. Zelf was ik ook aanwezig om te controleren of alles naar wens ging.
Aangezien ik iedereen had gevraagd hiervoor thuis te blijven waren veel van jullie getuige van wat er gebeurd is of waren vlak erna ter plaatse: Nadat [gedaagde 2] en zijn moeder tegen mij stonden te schreeuwen en mij enkele keren bedreigd hebben (gelukkig in het bijzijn van getuigen), heeft [gedaagde 2] de daad bij het woord gevoegd. Hij heeft mij aangevallen, tegen de grond gewerkt en heeft geprobeerd mij te vermoorden.
Gelukkig zijn de werklui mij te hulp geschoten, anders had dit heel anders af kunnen lopen. Eén van hen heeft zijn knie op [gedaagde 2] nek gezet, een aantal anderen hebben hem van me af getrokken.
Over wie gaat het
Normaal komt zoiets als een verassing, helaas niet in dit geval. [gedaagde 2] is een bekende psychopaat. Hij heeft eerder al eens één van de leden proberen te vermoorden, heeft haar jaren lang gestalkt (het bewijs hiervoor heb ik op video) en heeft een ander lid aangevallen. […]

3..Het geschil

3.1.
Voor de overzichtelijkheid zijn hieronder de eisen 1 t/m 5 en 7 vermeld. [eiseres] eist, na eisvermindering tijdens de mondelinge behandeling, (woordelijk weergegeven) bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
Te verklaren voor recht dat [gedaagden 1&2] het gebruik van de privé ruimten is ontzegd;
[gedaagden 1&2] te bevelen het appartement aan [adres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, met machtiging van [eiseres] om de ontruiming zo nodig via de deurwaarder te doen uitvoeren, desnoods met behulp van de sterke arm, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden 1&2] tot vergoeding van de kosten van ontruiming;
[gedaagde 3] te bevelen het appartement aan [adres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, met machtiging van [eiseres] om de ontruiming zo nodig via de deurwaarder te doen uitvoeren, desnoods met behulp van de sterke arm, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 3] tot vergoeding van de kosten van ontruiming;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te verbieden, na ontruiming, het appartement en het appartementencomplex te betreden, op straffe van een aan [eiseres] te betalen dwangsom van € 500,00 per overtreding, tot een maximum van
€ 50.000,00 is bereikt;
[gedaagde 3] te verbieden, na ontruiming, [gedaagden 1&2] in het appartement en het appartementencomplex toe te laten, op straffe van een aan [eiseres] te betalen dwangsom van € 500,00 per overtreding, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
[…]
Subsidiair ten aanzien van [gedaagde 3]
7. [gedaagde 3] te gebieden om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis tegen [gedaagden 1&2] een ontruimingsvordering in te stellen, op straffe van een aan [eiseres] te betalen dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagde 3] in verzuim is, tot een maximum van € 50.000,00.
Verder eist [eiseres] hoofdelijke veroordeling van [gedaagden 1&2] en [gedaagde 3] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar eisen legt [eiseres] – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Het Modelreglement is onderdeel van de splitsingsakte, waardoor [gedaagden 1&2] daaraan gebonden is. Op grond van artikelen 24, 26 en 27 van het Modelreglement is de ontzegging van de privéruimte mogelijk als een gebruikersverklaring ontbreekt. Subsidiair stelt [eiseres] zich op het standpunt dat [gedaagden 1&2] structurele overlast veroorzaakt voor omwonenden en daarmee dusdanig onrechtmatig handelt jegens [eiseres] dat zij de woning dient te ontruimen en – gelet op de ernst van de bedreigingen en het geweld – ook het appartementencomplex niet meer mag betreden. Ten slotte heeft [gedaagde 3] zijn verplichtingen op grond van het Modelreglement geschonden en zich jegens [eiseres] onrechtmatig gedragen, onder meer door niets te doen tegen onbehoorlijk gedrag van [gedaagden 1&2], terwijl hij als verhuurder daartegen had moeten optreden en zo nodig de huurrelatie had behoren te beëindigen.
3.3.
Gedaagden zijn het niet eens met de eisen van [eiseres]. Voor zover nodig zal hierna worden ingegaan op hetgeen door gedaagden is aangevoerd.

4..De beoordeling

Vorderingen ten aanzien van [gedaagden 1&2]

Het Modelreglement
4.1.
Allereerst is relevant om vast te stellen of [gedaagden 1&2] gebonden zijn aan artikelen 24, 26 en 27 van het Modelreglement, waarop [eiseres] zich beroept. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde 1] reeds sinds 1976 de woning huurt en dat er toen nog geen splitsingsakte van kracht was. In artikel 5:120 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat een na het tot stand komen van de huurovereenkomst ingeschreven reglementsbepaling niet geldt ten aanzien van een huurder, tenzij die huurder daarin heeft toegestemd. Anders dan [eiseres] stelt, is [gedaagden 1&2] hierdoor jegens [eiseres] niet gehouden aan het bepaalde in het Modelreglement; deze bepalingen kunnen hen niet achteraf eenzijdig worden opgelegd en het staat vast dat zij niet hebben toegestemd in de reglementsbepaling waarop [eiseres] een beroep doet. Op deze grondslag (schending van een verplichting op grond van de bepalingen van het Modelreglement) kunnen de eisen van [eiseres] jegens [gedaagden 1&2] dan ook niet worden toegewezen.
Onrechtmatige daad – structurele overlast
4.2.
Op grond van artikel 6:162 BW is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht om de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Volgens [eiseres] plegen [gedaagden 1&2] een onrechtmatige daad in de zin van dit artikel door structurele overlast te veroorzaken voor omwonenden. [eiseres] voert deze onrechtmatige daad aan als subsidiaire grondslag van haar vorderingen.
4.3.
De rechtbank constateert dat tussen [gedaagden 1&2] en haar omwonenden sprake is van een burenruzie, waarbij over en weer verwijten worden gemaakt en overlast wordt ervaren. In dergelijke gevallen is vaak niet één schuldige aan te wijzen, en ook in de onderhavige zaak is zowel aan de kant van [eiseres] als aan de kant van [gedaagden 1&2] verwijtbaar gehandeld. Zo had enerzijds [gedaagde 2] – los van de ernst van het vergrijp, die niet exact valt vast te stellen op basis van de uiteenlopende stellingen van partijen – jegens [naam 2] geen geweld mogen gebruiken tijdens het incident op 25 augustus 2022. Zonder af te willen doen aan de laakbaarheid van het gedrag van [gedaagde 2], overweegt de rechtbank dat anderzijds uit het dossier en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken naar voren komt dat [naam 2] het incident in enige mate over zichzelf heeft afgeroepen door te weigeren een naambordje voor [gedaagden 1&2] te plaatsen en daarbij te zinspelen op een aanstaand gedwongen vertrek uit de woning, zonder dat daarvan op dat moment sprake was. Ook heeft [naam 2] op 25 augustus 2022 – kennelijk in een geëmotioneerde staat – een brief aan omwonenden gestuurd waarvan de inhoud in hoge mate kwetsend was voor [gedaagden 1&2]; tijdens de mondelinge behandeling heeft hij aangegeven dat hij zelf achteraf ook vindt dat de bewoordingen anders hadden gekund. Voor zover het incident al gekwalificeerd zou moeten worden als onrechtmatig handelen jegens [eiseres], dan gaat het – gelet op de genoemde omstandigheden – niet om een dusdanig ernstig onrechtmatig handelen dat dit een gebod aan [gedaagden 1&2] om de woning te ontruimen zou rechtvaardigen.
4.4.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat ten aanzien van de eerdere incidenten die hebben plaatsgevonden, hoofdzakelijk tussen [gedaagden 1&2] en [naam 1], niet is vast komen te staan wat destijds zich precies heeft afgespeeld. [naam 1] heeft verklaard dat zij door [gedaagde 2] bij haar keel is gepakt en door [gedaagde 1] van de trap is geduwd. [gedaagden 1&2] hebben dit betwist en hebben aangevoerd dat slechts sprake was van schermutselingen en dat [naam 1] die uitgelokt heeft. Deze incidenten hebben jaren geleden plaatsgevonden en ook hiervoor geldt dat op basis van de stellingen over en weer niet één schuldige valt aan te wijzen. Ook als vast zou komen te staan dat hetgeen [eiseres] in dit verband naar voren heeft gebracht juist zou zijn, dan zou dat nog niet betekenen dat [gedaagden 1&2] door hun rol in deze incidenten onrechtmatig gehandeld zouden hebben jegens [naam 1], in die mate dat dat een veroordeling tot ontruiming van de woning zou rechtvaardigen. Los daarvan heeft [eiseres] overigens ook niet onderbouwd waarom het gedrag van [gedaagden 1&2] jegens [naam 1] tevens onrechtmatig zou zijn jegens [eiseres].
Vorderingen ten aanzien van [gedaagde 3]
4.5.
Ook de eisen jegens [gedaagde 3] zijn niet toewijsbaar, om de volgende redenen.
4.6.
Artikel 26 lid 2 van het Modelreglement geldt voor gebruikers en is daarom niet van toepassing op [gedaagde 3]: [gedaagden 1&2] zijn immers de gebruikers en niet [gedaagde 3]. Voor zover [eiseres] heeft beoogd ook ten aanzien van [gedaagde 3] een beroep te doen op artikel 27 van het Modelreglement, dan stuit dat reeds af op het feit dat deze bepaling, blijkens de aanhef van het eerste lid, slechts van toepassing is als het gaat om een eigenaar die zelf het recht van gebruik uitoefent. Dat is hier niet het geval.
.
4.7.
Zoals hiervoor onder 4.4 overwogen is niet komen vast te staan dat [gedaagden 1&2] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiseres], althans niet in die mate dat dit toewijzing van de vordering tot ontruiming zou rechtvaardigen. Zelfs als op [gedaagde 3] een verplichting zou rusten om op treden tegen onrechtmatig gedrag van [gedaagden 1&2] jegens [eiseres], dan kunnen reeds om die reden de primaire en subsidiaire eisen van [eiseres] jegens [gedaagde 3] niet worden toegewezen op de grondslag van onrechtmatige daad.
Conclusie
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen onder 1 t/m 5 en 7 zullen worden afgewezen. Hoewel partijen in het verleden al een vruchteloze poging daartoe hebben gedaan, geeft de rechtbank hen in overweging om (nogmaals) de mogelijkheden van mediation en/of buurtbemiddeling te verkennen.
Proceskosten, rente en uitvoerbaarverklaring bij voorraad
4.9.
[eiseres] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De rechtbank stelt de kosten in de procedure na verwijzing aan de kant van gedaagden tot vandaag vast op € 314,00 aan griffierecht. Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853) leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover. Over de proceskosten tot aan de verwijzing zal worden beslist door de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank in zaaknummer 10135860 \ CV EXPL 22-30671.
4.10.
In het geval van [gedaagde 3] wordt – conform zijn conclusie van antwoord – de proceskostenveroordeling vermeerderd met wettelijke rente en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de eisen onder de punten 1 t/m 5 en 7 af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 1], die tot vandaag worden vastgesteld op €314,00;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 2], die tot vandaag worden vastgesteld op € 314,00;
5.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 3], die tot vandaag worden vastgesteld op € 314,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor zover het ziet op de veroordeling van VvE in de proceskosten van [gedaagde 3].
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.
3533/3393