Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1..De procedure
- de dagvaardingen van 6 maart 2023, met bijlagen;
- het antwoord van [gedaagde 1], met een eis in reconventie (tegeneis);
- het antwoord van [gedaagde 2];
- de mail van [gedaagde 1], met een bijlage;
- de mails van [gedaagde 2] van 10 en 17 juli 2023, met bijlagen.
2..De beoordeling
Opzegging door huurder kan geschieden op welke grond dan ook” en “
Vindt de opzegging(…)
door een(…)
van hen plaats dan duurt de overeenkomst ten aanzien van de andere huurder(s) ongewijzigd voort” (artikel 11.2 en 2.4). Woonplus heeft vervolgens niet aangevoerd dat deze bepalingen op een andere manier moeten worden uitgelegd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat voor de opzegging door [gedaagde 2] geen instemming van Woonplus nodig was. Dat betekent dat de huurrelatie tussen [gedaagde 2] en Woonplus door de opzegging is geëindigd. Woonplus heeft tijdens de zitting (desgevraagd) zelf gesteld dat als de huurovereenkomst met [gedaagde 2] is geëindigd, het feit dat zij in de woning niet haar hoofdverblijf heeft geen tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert. Er is alleen al om die reden geen aanleiding om de huurovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
elk afzonderlijkvast op € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,-). De reconventionele kosten worden gecompenseerd, zoals geëist door [gedaagde 1]. Voor kosten die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] maken na deze uitspraak moet Woonplus ook een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt x € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.