ECLI:NL:RBROT:2023:7474
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot niet-ontvankelijkheid op grond van artikel 5:120 lid 3 BW in civiele procedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure met zaaknummer 10135860. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. R. Smith, heeft vorderingen ingediend tegen meerdere gedaagden, waaronder gedaagde 1, gedaagde 2 en gedaagde 3, die elk door verschillende gemachtigden werden vertegenwoordigd. De procedure is voortgekomen uit een eerder tussenvonnis van 12 mei 2023, waarin de zaak gedeeltelijk was verwezen naar de civiele rol van het team handel en haven van de rechtbank. De eiseres heeft onder andere gevorderd dat de gedaagden op grond van artikel 5:120 lid 3 BW gebonden zijn aan het Modelreglement 1983. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eiseres niet-ontvankelijk is in haar eis, omdat deze niet correct was ingeleid. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering op basis van artikel 5:120 lid 3 BW alleen door een appartementseigenaar kan worden ingediend, en dat de eiseres niet de vereiste volmacht had van de appartementseigenaren. Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot betaling van € 13.311,44 afgewezen, omdat er geen aanleiding was om van het eerdere voornemen af te wijken. De eiseres is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 792,00 per gedaagde, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.