ECLI:NL:RBROT:2023:7600

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/650436 / FA RK 23-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming schoolkeuze en medische behandeling minderjarige in het kader van ouderschapsplan

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 6 juli 2023, is het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor de inschrijving van haar minderjarige dochter op een andere basisschool afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de problemen die de minderjarige op haar huidige school ervaart, zoals eenzaamheid en een gebrek aan aansluiting bij de leerkracht, niet opgelost zullen worden door een schoolwisseling. De rechtbank benadrukt dat de minderjarige meer gebaat is bij professionele hulp van een psycholoog om haar te ondersteunen in haar zoektocht naar haar identiteit en om haar gevoelens van onzekerheid en eenzaamheid aan te pakken. De rechtbank wijst erop dat de ouders niet op één lijn zitten wat betreft de genderdysforie van de minderjarige, wat de situatie compliceert. De rechtbank concludeert dat er geen zwaarwegend belang is voor de minderjarige om van school te wisselen en wijst het verzoek van de vrouw af. Daarnaast is er een voorlopige zorgregeling getroffen tussen de ouders, waarbij de minderjarige bij de man verblijft in de oneven weken. De rechtbank verzoekt de raad voor de kinderbescherming om onderzoek te doen naar de zorg- en opvoedingstaken van de ouders, met een pro forma zitting gepland op 1 oktober 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/650436 / FA RK 23-21
Beschikking van 6 juli 2023 over de vervangende toestemming schoolkeuze,
de vervangende toestemming medische behandeling en de ondertoezichtstelling
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1],
advocaat mr. R.F.H. Weisz-Hertsworm te Rotterdam,
t e g e n
[naam 2], hierna: de man,
ingeschreven te [woonplaats 2],
maar feitelijk verblijvende te [verblijfplaats],
advocaat mr. K. Beumer te Middelharnis.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 02 januari 2023;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen van de man, ingekomen op 16 juni 2023.
Buiten de toegestane termijn zijn de volgende stukken overgelegd:
- het bericht met bijlagen van de vrouw van 19 juni 2023.
De rechtbank zal deze stukken toelaten.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 21 juni 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 3].
1.3.
De oudste minderjarige is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. De minderjarige heeft hier gebruik van gemaakt.
1.4.
Na de mondelinge behandeling is door de vrouw nog een bericht met bijlage (productie 18) toegestuurd van 22 juni 2023. Verder is na de mondelinge behandeling op verzoek van de rechtbank door de man op 28 juni 2023 nog een aanvullend verzoekschrift met bijlagen toegestuurd, inhoudende een verzoek tot naleving van de zorgregeling zoals opgenomen in het door de man en de vrouw in juni 2017 gesloten ouderschapsplan.
2. De vaststaande feiten
2.1.
De vrouw en de man zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats 1];
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2],
hierna ook respectievelijk te noemen: [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
Het huwelijk van de vrouw en de man is op 6 april 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 30 november 2017 in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.5.
De vrouw en de man hebben in juni 2017 een ouderschapsplan opgesteld dat is opgenomen in en gehecht aan voornoemde echtscheidingsbeschikking. In dit ouderschapsplan hebben de vrouw en de man – voor zover in deze procedure van belang – afspraken opgenomen over de zorgregeling en de schoolkeuze van de minderjarigen.

3..De beoordeling

3.1.
Vervangende toestemming schoolkeuze en medische behandeling [minderjarige 1]
3.1.1.
De vrouw verzoekt vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op [naam school] te [plaatsnaam], met ingang van 10 januari 2023 althans zo spoedig mogelijk.
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer. Daarnaast verzoekt de man als zelfstandig verzoek vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] onder behandeling te stellen bij de hulpverleningsinstantie Youz te Gorinchem.
3.1.3.
Op grond van artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag – waaronder over de schoolkeuze en de zorgregeling – op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt, nadat een vergelijk tussen de ouders is beproefd, een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen, wat er soms ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde moet zijn bij de afweging van belangen.
3.1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw de man toestemming verleend voor de behandeling van [minderjarige 1] bij de hulpverleningsinstantie Youz te Gorinchem. Verder hebben de vrouw en de man tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat de vrouw meteen na de mondelinge behandeling de aanvraag bij Youz te Gorinchem in gang zal zetten.
3.1.5.
Gelet op de door de vrouw verleende toestemming is het belang om de man vervangende toestemming te verlenen, komen te vervallen. Om die reden zal de rechtbank het verzoek van de man dan ook afwijzen.
3.1.6.
Na de mondelinge behandeling is van de vrouw een bericht met bijlage ontvangen waaruit blijkt dat de aanmelding bij Youz te Gorinchem is afgewezen en is doorgestuurd naar Youz te Rotterdam.
3.1.7.
Over het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven op [naam school] te [plaatsnaam], is tijdens de mondelinge behandeling geen vergelijk tussen de ouders tot stand gekomen, zodat de rechtbank hierover een beslissing zal nemen. Voor de leesbaarheid van de overweging van deze beslissing zal de rechtbank de vrouwelijk aanspreekvorm hanteren voor [minderjarige 1], omdat dit volgt uit het geslacht dat staat vermeld op haar geboorteakte en de vrouw en de man hierover niet op een lijn zitten.
3.1.8.
De rechtbank overweegt over de vervangende toestemming voor inschrijving op [naam school] het volgende.
De vrouw heeft het verzoek ingediend omdat [minderjarige 1] dat zelf bij de vrouw heeft aangegeven. [minderjarige 1] ervaart problemen op haar huidige school die ermee te maken hebben dat [minderjarige 1] toen zij in groep 5 zat, in de klas heeft verteld liever een jongen te willen zijn, maar dat de school daar niet goed mee omgaat. De school heeft er namelijk toch voor gekozen om [minderjarige 1] met de vrouwelijke vorm aan te spreken, en niet met de mannelijke zoals [minderjarige 1] had gevraagd. [minderjarige 1] voelt zich op haar huidige school niet geaccepteerd en onveilig. Verder heeft [minderjarige 1] met haar huidige juf geen goede klik, heeft ze op school geen vriendjes en voelt zich daar eenzaam. [minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter ook gezegd dat haar beste vriend die zij op school had, niet meer met haar wil afspreken.
3.1.9.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de vrouw en de man over de genderdysforie bij [minderjarige 1] niet op een lijn zitten. Ook lijkt [minderjarige 1] op school wisselende signalen af te geven over haar genderdysforie. Zo blijkt uit een aantal notities van school dat [minderjarige 1] op school aangeeft niet te weten wat ze wil en het moeilijk vindt om keuzes te maken. Verder kan uit de goede schoolcijfers die [minderjarige 1] heeft gehaald, ook niet worden afgeleid dat ze het op haar huidige school niet naar haar zin heeft.
3.1.10.
De rechtbank is van oordeel dat een wisseling van school niet de oplossing is voor de problemen die [minderjarige 1] op de huidige school ervaart. Dat [minderjarige 1] zich op school eenzaam voelt, wordt niet opgelost met wijziging naar [naam school], al helemaal niet nu ze naar groep 8, het laatste schooljaar, gaat. Bovendien gaat [minderjarige 1] na de zomer naar groep 8 en zal dan een andere leerkracht krijgen. Dat ze met haar huidige leerkracht geen klik heeft, is dan niet meer aan de orde. Ook dat is geen aanleiding om van school te wijzigen. Bovendien kan [minderjarige 1] ook op [naam school] een leerkracht treffen met wie ze geen klik heeft. Dat de huidige school te weinig aandacht heeft voor haar genderdysforie en besloten heeft haar toch met de vrouwelijke vorm aan te spreken, is geen onwil maar is gelegen in feit dat de ouders daarover niet op een lijn zitten, en de man bij school heeft aangegeven dat hij niet wil dat [minderjarige 1] met de mannelijke vorm wordt aangesproken.
De reden hiervoor is dat de man twijfelt aan de intrinsieke motivatie van [minderjarige 1] over de genderdysforie, en dat het misschien een vlucht van [minderjarige 1] is in de zoektocht naar wie zij is. Omdat de man en de vrouw daarover nog steeds niet op een lijn zitten, is het niet gezegd dat [naam school] wel de mannelijke aanspreekvorm zal hanteren.
3.1.11.
Volgens de school is [minderjarige 1] heel erg op zoek naar eigen identiteit, weet ze niet goed wat ze wil, en is het belangrijk dat ze weerbaarder wordt, haar eigen mening gaat vormen en gaat werken aan eigen identiteit, waarbij de hulp van een psycholoog belangrijk is. De rechtbank is het met de raad eens dat de oplossing niet is gelegen in het wijzigen van de school, maar dat [minderjarige 1] gaat praten met een neutraal en deskundig persoon (psycholoog) bij wie zij haar verhaal kwijt kan en die haar kan helpen bij haar onzekerheid, eenzaamheid en zoektocht naar haar ware identiteit. De vrouw en de man zijn het tijdens de mondelinge behandeling erover eens dat die hulp aan [minderjarige 1] zo snel mogelijk moet worden gestart, maar lopen tegen wachtlijsten aan. Er loopt voor [minderjarige 1] al sinds oktober 2021 een aanmelding bij het VUMC. Volgens de laatste berichten kan [minderjarige 1] daar waarschijnlijk in het najaar 2023 gaan starten. Nu uit informatie na de mondelinge behandeling is gebleken dat Youz Gorinchem de aanmelding heeft doorgestuurd naar Youz Rotterdam, is het afwachten waar [minderjarige 1] het snelste terecht kan.
De rechtbank wil hier nog benoemen dat de vrouw en de man het er in beginsel over eens zijn dat, als [minderjarige 1] inderdaad een jongen wil zijn, zij dat willen en zullen accepteren.
Gebleken is echter dat de vrouw en de man zich in een andere fase bevinden over de genderdysforie bij [minderjarige 1], in die zin dat de vrouw daarin verder is dan de man. Om hen te helpen hoe het zit met de intrinsiek motivatie van [minderjarige 1] om van geslacht te veranderen, is er bij de vrouw en de man behoefte aan een wetenschappelijk onderbouwing vanuit VUMC of Youz.
3.1.12.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen zwaarwegend belang is voor [minderjarige 1] om van school te wisselen en haar op [naam school] in [plaatsnaam] in te schrijven. Het verzoek van de vrouw daartoe wordt dan ook afgewezen.
3.2.
Overweging voor [minderjarige 1]
3.2.1.
De volgende alinea is speciaal voor [minderjarige 1] geschreven om haar de beslissing van de kinderrechter uit te leggen. [minderjarige 1] krijgt deze tekst per aan haar gerichte brief toegestuurd.
Beste [minderjarige 1],
We hebben elkaar gesproken op 19 juni van dit jaar. Je hebt me toen verteld dat je naar [naam school] in [plaatsnaam] wil, omdat je denkt dat de problemen die je op je huidige school ervaart, daar niet zullen zijn, zoals dat je geen klik hebt met je juf, dat er te weinig aandacht wordt besteed aan je genderdysforie, dat je je eenzaam voelt en weinig vriendjes hebt. Ik heb dit met je ouders op de zitting besproken, samen met de vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. Ik heb uiteindelijk besloten om het verzoek van je moeder om toestemming te krijgen om jou naar [naam school] in [plaatsnaam] te laten gaan, af te wijzen, omdat die andere school je problemen niet oplost. Ik denk, net zoals de vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming dat het wel helpt als je met een deskundig iemand gaat praten die veel verstand heeft van genderdysforie. Je ouders hebben op de zitting gezegd dat zij dat ook belangrijk vinden. Je staat op de wachtlijst bij het VUMC en je wordt aangemeld bij Youz om te kijken waar er het eerst plek is om over je problemen te praten.
Verder hebben je ouders tijdens de zitting afspraken gemaakt over het herstel van de omgang van jou en broertje [minderjarige 2] met jullie vader. Jullie ouders vinden het heel belangrijk dat jullie een goed contact met jullie vader hebben. Verder hebben je ouders gezegd dat zij je willen helpen en steunen bij je problemen en je zoektocht naar wie je bent.
Ik hoop dat jij met hulp van je ouders en met goede hulpverlening je weg zult vinden in je ontwikkeling van je persoonlijke identiteit, en dat je je een gelukkiger persoon zult gaan voelen. Ik wens je heel veel succes en heel veel sterkte met alles.
3.3.
Zorgregeling
3.3.1.
De man verzoekt bij aanvullend zelfstandig verzoek naleving door de vrouw van de zorgregeling zoals opgenomen in het door partijen in juni 2017 gesloten ouderschapsplan, te weten dat de minderjarigen eens per veertien dagen bij de man zijn van zaterdagochtend 08.00 uur tot de daaropvolgende zondagavond 18.00 uur, alsmede elke woensdagmiddag van 12:00 uur tot 18:00 uur.
3.3.2.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat vanwege de verstoorde communicatie tussen de ouders, sinds september 2022 geen omgang meer is tussen de man, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Uit het gesprek met [minderjarige 1] komt naar voren dat zij en [minderjarige 2] hun vader missen.
3.3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de mogelijkheid van deelname aan de onderzoeksmethode van de raad 'Ouderschap in Overleg' met het oog op het maken van nadere afspraken over de zorgregeling en op de verbetering van de communicatie en de ouderrelatie tussen de vrouw en de man. Anders dan bij een regulier raadsonderzoek gaan bij deze methode beide ouders tezamen met twee raadsmedewerkers in gesprek en is het onderzoek in beginsel van korte duur. Bekeken wordt op welke punten ouders elkaar kunnen vinden en op welke punten er geschillen blijven bestaan. Bij dit onderzoek kunnen de minderjarigen worden betrokken. Tijdens de gesprekken informeren de raadsmedewerkers ouders hoe zij tegen de geschillen aankijken en wat zij denken dat in het belang van de minderjarigen is. Als de geschillen blijven bestaan, wordt het advies van de raad aan de rechtbank gericht op die geschillen.
3.3.4.
De vrouw en de man verklaren zich tijdens de mondelinge behandeling bereid het traject 'Ouderschap in Overleg' met de raad in te gaan. Verder hebben de vrouw en de man tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over een voorlopige zorgregeling. De rechtbank zal de onderlinge regeling die de vrouw en de man hebben getroffen, opnemen in deze beschikking, en de behandeling van de zaak over de definitieve zorgregeling aanhouden tot na te noemen datum, in afwachting van de uitkomst van het traject 'Ouderschap in Overleg'.
3.4. (
(Voorlopige) ondertoezichtstelling en raadsonderzoek
3.4.1.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn zelfstandige verzoeken om de (voorlopige) ondertoezichtstelling over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit te spreken dan wel een raadsonderzoek hiernaar te gelasten, ingetrokken.
3.4.2.
De rechtbank zal deze verzoeken afwijzen.
3.5.
Proceskosten
3.5.1.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek om de man te veroordelen in de proceskosten, ingetrokken.
3.5.2.
Omdat ten aanzien van de zorgregeling nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven op [naam school] te [plaatsnaam];
4.2.
wijst af het verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming om [minderjarige 1] onder behandeling te stellen bij de hulpverleningsinstantie Youz te Gorinchem;
4.3.
wijst af het verzoek van de man om de (voorlopige) ondertoezichtstelling uit te spreken over [minderjarige 1] en [minderjarige 2], dan wel een raadsonderzoek hiernaar te gelasten;
4.4.
neemt op de onderlinge regeling die de vrouw en de man over de voorlopige zorgregeling hebben getroffen, te weten:
met ingang van 24 juli 2023 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zaterdag in de oneven weken bij de man, waartoe de vrouw hen tussen 11.00 / 11.30 uur naar de oma vaderszijde brengt (waar de man verblijft) en de man hen tussen 17.00 / 17.30 uur terugbrengt naar de vrouw;
4.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
verzoekt de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, om onderzoek of andere bemoeienis (Ouderschap in Overleg) over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, en tegen bedoelde datum aan de rechtbank (verkort) te rapporteren en advies uit te brengen;
en voordat verder wordt beslist:
4.7.
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt ten aanzien van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden tot
1 oktober 2023 PRO FORMA;
4.8.
bepaalt dat partijen, hun advocaten en de raad voor de kinderbescherming op de pro-formadatum niet tijdens de mondelinge behandeling behoeven te verschijnen.
4.9.
bepaalt dat – zodra de rechtbank in de onderhavige zaak de verzochte rapportage heeft ontvangen – partijen in de gelegenheid gesteld zullen worden hierop schriftelijk te reageren, waarna – als nodig – de mondelinge behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een dan te bepalen datum en tijdstip;
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van S. Breeman, griffier, op 6 juli 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.