ECLI:NL:RBROT:2023:7779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
10634131 VV EXPL 23-373
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkwestie en ontruiming woning door overlast in kort geding

In deze zaak heeft de Gemeente Voorne aan Zee een kort geding aangespannen tegen een huurder, aangeduid als [gedaagde], met als doel de ontruiming van de woning van de gedaagde vanwege vermeende overlast. De Gemeente stelt dat de gedaagde sinds 1 februari 2015 een woning huurt en dat hij zich schuldig maakt aan ernstige overlast voor buurtbewoners, waaronder ruziemaken, bedreigen, en het niet opruimen van hondenpoep. De gedaagde betwist deze beschuldigingen en stelt dat de overlast niet van zijn kant komt, maar eerder het gevolg is van conflicten met buurtbewoners.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 9 augustus 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft overwogen dat de gevraagde maatregel te ingrijpend is om in kort geding toe te wijzen, gezien de betwisting van de overlast door de gedaagde en het gebrek aan voldoende bewijs van ernstige tekortkomingen. De rechter heeft vastgesteld dat de Gemeente onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een eventuele eis tot ontbinding van de huurovereenkomst in een gewone procedure zou worden toegewezen.

De kantonrechter heeft de eis van de Gemeente afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn vastgesteld op € 793,00. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechter heeft benadrukt dat de gevolgen van een ontruiming voor de gedaagde zeer ernstig zijn, en dat er verder onderzoek naar de feiten nodig is, wat in een kort geding niet mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10634131 VV EXPL 23-373
datum uitspraak: 23 augustus 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VOORNE AAN ZEE,
vestigingsplaats: Hellevoetsluis,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.J. de Groot,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.A. Jansen.
De partijen worden hierna ‘de Gemeente’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 juli 2023, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van mr. De Groot;
  • de spreekaantekeningen van mr. Jansen.
1.2.
Op 9 augustus 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met mr. De Groot namens de Gemeente, [gedaagde] en mr. Jansen.

2..Waar gaat de zaak over?

2.1.
De (rechtsvoorganger van de) Gemeente verhuurt sinds 1 februari 2015 aan [gedaagde] de woning aan de [adres 1]. Hiervóór verhuurde de (rechtsvoorganger van de) Gemeente vanaf 2010 aan [gedaagde] een andere woning in dezelfde buurt, namelijk de [adres 2]. De Gemeente vindt dat [gedaagde] ernstig is tekortgeschoten in het nakomen van zijn verplichtingen, omdat hij overlast veroorzaakt aan buurtbewoners. Die overlast bestaat uit ruziemaken, uitlokken, bedreigen en intimideren van buurtbewoners, ‘s nachts aanbellen, onder invloed verkeren, het los laten lopen van zijn honden en de hondenpoep niet opruimen en in het algemeen onberekenbaar gedrag vertonen. [gedaagde] heeft al een “Tweede Kans huurovereenkomst” gekregen toen hij van [huisnummer 1] naar [huisnummer 2] verhuisde, aldus de Gemeente. Volgens de Gemeente is de tekortkoming van [gedaagde] zo ernstig dat in een eventuele gewone procedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. Daarom vraagt de Gemeente in dit kort geding [gedaagde] te veroordelen de woning te ontruimen. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Hij betwist de gestelde overlast en gedragingen. Hij vindt bovendien dat het geschil te omvangrijk is voor een kort geding, dat er onvoldoende zekerheid is over de uitkomst van een eventuele gewone procedure en dat de gevolgen van ontruiming zeer ernstig zullen zijn voor hem.

3..De beoordeling

3.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Daarbij moet worden beoordeeld hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat de Gemeente heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen maar ook het belang, en meer specifiek de gevolgen voor [gedaagde] als de eis wordt toegewezen en de uitspraak later wordt teruggedraaid.
3.2.
De kantonrechter is alles overwegende van oordeel dat de gevraagde maatregel te ingrijpend is om bij de huidige stand van zaken in kort geding te worden toegewezen. Hierna wordt toegelicht hoe de kantonrechter tot dat oordeel is gekomen.
3.3.
Het is onvoldoende aannemelijk dat een eventuele eis tot ontbinding van de huurovereenkomst in een gewone procedure wordt toegewezen. [gedaagde] heeft de stellingen van de Gemeente over overlast en de onderbouwing ervan gemotiveerd betwist.
3.3.1.
Uit het dossier komen twee concrete incidenten naar voren: een incident uit 2016 met een buurman en een incident naar aanleiding van beschuldigingen van [gedaagde] door de buurt op 21 mei 2023. De kwestie met de buurman in 2016 heeft geleid tot een kort geding in 2017 door de Gemeente, maar de daarin geëiste ontruiming van de woning is afgewezen. De rechter die de zaak toen beoordeelde vond dat de kwestie van te geringe betekenis was. Het incident in de buurt op 21 mei 2023 is gefilmd. [gedaagde] heeft staan schreeuwen en schelden op straat en hij heeft met dingen gegooid. Volgens [gedaagde] hadden de buurtbewoners hem kort daarvoor beschuldigd van het lastig vallen van een vriendin van buurtbewoner [naam 1], hebben ze zijn fiets in de sloot gegooid en zijn tuin vernield om een reactie bij hem uit te lokken en die te filmen. De politie is gebeld en [gedaagde] is meegenomen en kort opgenomen door organisatie Antes. [gedaagde] zegt dat bij die opname is geconstateerd door Antes dat hij verkeerde medicijnen heeft meegekregen van de apotheek. Volgens [gedaagde] zijn die verkeerde medicijnen de oorzaak van zijn gedragingen die zijn gefilmd en heeft hij inmiddels de juiste medicijnen.
3.3.2.
De Gemeente heeft een stapel klachten van buurtbewoners overgelegd bij de dagvaarding (producties 3 en 4). Die klachten zijn vanaf eind april 2023 binnengekomen. Veel ervan beschrijven geen concrete gedragingen van [gedaagde]. Ook ontbreken veelal concrete data. Het is ook opvallend dat veel klagers schrijven over gebeurtenissen tussen [gedaagde] en ‘de buren’, ‘een buurman’ of ‘een buurvrouw’ zonder namen (en data) te noemen of dat de klager zelf geen ruzie heeft met [gedaagde]. De meeste klachten waarin concrete gedragingen worden benoemd zijn afkomstig van [naam 2], een van de buurtbewoners met een koopwoning met wie [gedaagde] altijd goed contact heeft gehad. Ook het filmpje dat op 21 mei 2023 is gemaakt van [gedaagde] heeft zij naar de Gemeente gestuurd. [gedaagde] is van mening dat [naam 2] de buurt tegen hem heeft opgezet en handtekeningen is gaan verzamelen, nadat hij in april 2023 tegen haar man [naam 3] is uitgevallen, omdat die zich had verslapen op een dag dat hij [gedaagde] zou helpen met het leeghalen van de woning van [gedaagde] moeder die naar een verpleeghuis ging. [gedaagde] was in die periode erg gestrest, aldus [gedaagde].
3.3.3.
De brief van 39 buurtbewoners met handtekeningen aan de burgemeester van 23 mei 2023 bevat dezelfde klachten als de meldingen aan de Gemeente. Het is een samenvatting van de klachten met niet-concrete gedragingen en data. Verder wordt in de brief gerefereerd aan de verhuizing van [gedaagde] in 2015, volgens de buurtbewoners (en de Gemeente zelf ook) vanwege burenoverlast veroorzaakt door [gedaagde]. Hij betwist dat dat zo is en ook dat hij om die reden een zogenoemde “Tweede Kans overeenkomst” heeft gekregen. [gedaagde] zegt dat hij en twee andere huishoudens destijds zijn verhuisd vanwege geluidsoverlast door een constructiefout in de nieuwbouwwoningen. Hij heeft een nieuwsbericht overgelegd, waarin de geluidsoverlast en een vermoedelijke constructiefout in het woonblok worden benoemd. [gedaagde] vindt het niet goed dat de Gemeente dat gerucht niet uit de wereld heeft geholpen, aldus [gedaagde]. Verder staat in de brief van de buurtbewoners dat [gedaagde] al sinds 2010 geregeld de buurt verstoort, maar [gedaagde] zegt terecht dat dit niet helemaal juist is. Zoals hiervoor weergegeven zijn er in ieder geval over de periode 2015 tot en met begin april 2023 geen klachten bekend en/of overgelegd, met uitzondering van het incident met de buurman in 2016.
3.3.4.
Uit de bestuurlijke rapportage van 7 juni 2023 komt naar voren dat de buurtbewoners de politie veelvuldig hebben gebeld met meldingen over overlast en/of bedreiging en intimidatie door [gedaagde], dat de politie in april en mei 2023 meerdere keren met [gedaagde] heeft gesproken naar aanleiding van meldingen en dat [gedaagde] dan verward overkomt of dat zijn emoties sterk wisselen. De bestuurlijke rapportage beschrijft ook het incident op 21 mei 2023, waarbij politieagenten [gedaagde] schreeuwend in zijn achtertuin hebben aangetroffen en waarna hij door Antes is opgenomen. De wijkagent heeft zowel op 15 maart 2023 als op 30 mei 2023 geconstateerd dat de woning vervuild is en dat [gedaagde] verward overkomt. Wat de politie zelf heeft geconstateerd aan gedragingen van [gedaagde] is dus zeer beperkt.
3.3.5.
Dat de Gemeente [gedaagde] heeft gewezen op de overlastklachten en eerst heeft gewaarschuwd staat niet vast. De Gemeente zegt dat zij op 4 mei 2023 een waarschuwing heeft verzonden, maar op die brief (zoals die is overgelegd) staat geen adres en [gedaagde] betwist dat hij die brief heeft ontvangen. De advocaat van de Gemeente heeft [gedaagde] op 30 juni 2023 aangeschreven over overlastklachten en daarbij meteen meegedeeld dat de Gemeente een rechtszaak start als [gedaagde] de huurovereenkomst niet zelf opzegt. Verder blijkt niet dat de Gemeente hulp heeft geboden om de verhoudingen tussen de buren vlot te trekken of te verbeteren. Ook als het niet gaat om buurtbewoners die een woning huren van de Gemeente, kan de Gemeente hulp bieden in de vorm van bijvoorbeeld buurtbemiddeling. Dat is niet gebeurd. De Gemeente zegt dat er wel hulp is geboden aan [gedaagde] via Team Veiligheid en via Antes maar dat [gedaagde] dat heeft geweigerd. [gedaagde] betwist dat.
3.4.
De Gemeente heeft bij het uitvoeren van haar taken als sociaal verhuurder wellicht bij een huurder die geen ernstige en structurele overlast veroorzaakt in de buurt, maar het is onvoldoende aannemelijk dat van een dergelijke overlast hier sprake is. Gelet op de betwisting daarvan door [gedaagde] moet verder onderzoek naar de feiten worden gedaan. In een kort geding is daarvoor geen plaats.
De gevolgen van toewijzing van de gevraagde voorziening zijn zeer groot: [gedaagde] zal deze woning verliezen. Hij zegt nergens anders heen te kunnen. Zijn moeder verblijft in een verpleeghuis. [gedaagde], die aan verschillende aandoeningen lijdt, heeft naar voren gebracht dat hij deze woning fijn vindt zowel vanwege het uitzicht als vanwege de badkuip, waarin hij zijn ontspanningsoefeningen kan doen om zijn stresslevel naar beneden te krijgen. Een belangenafweging valt in zijn voordeel uit.
Proceskosten
3.5.
De Gemeente moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt de kosten van [gedaagde] tot vandaag vast op € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die [gedaagde] maakt na deze uitspraak moet de Gemeente een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis wordt hierover niet apart beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.6.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 258 Rv).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de eis af;
4.2.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot vandaag worden vastgesteld op € 793,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
4.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken.
34286