In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Leyten Vastgoedbeleggingen en drie gedaagden, waaronder een vennootschap onder firma en twee vennoten. Leyten, de verhuurder, vorderde ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van een huurachterstand van € 94.246,47, alsook de maandelijkse huur vanaf 1 september 2023. De huurovereenkomst was aangegaan voor tien jaar en de huurprijs bedroeg € 7.086,85 per maand. Leyten stelde dat de gedaagden tekortgeschoten waren in hun verplichtingen, omdat zij sinds augustus 2022 geen huur meer hadden betaald. De gedaagden voerden aan dat er ernstige gebreken waren in het gehuurde, waaronder lekkages, en dat zij daardoor niet in staat waren om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun verweer en dat de huurachterstand een ernstige tekortkoming vormde. De rechter wees de vorderingen van Leyten grotendeels toe, met uitzondering van de termijn voor ontruiming, die werd vastgesteld op veertien dagen in plaats van drie dagen. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de huur voor de periode tot ontruiming, een contractuele boete en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.