ECLI:NL:RBROT:2023:7829

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
10372920 VZ VERZ 23-2390
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot storting van nalatenschap op BEM-rekening door de moeder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vader en de moeder van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.E. Hoogenraad, verzocht de rechtbank om de moeder te veroordelen tot het overmaken van een bedrag van € 5.066,01, dat uit de nalatenschap van [naam 3] was ontvangen, op een rekening met een BEM-clausule ten name van hun minderjarige kind, [naam minderjarige]. Dit bedrag had de moeder, ondanks eerdere verzoeken en herinneringen van de rechtbank, niet overgemaakt.

De mondelinge behandeling vond plaats op 1 mei 2023, waarbij zowel de moeder als de vader aanwezig waren. De moeder toonde een bankafschrift aan, maar dit bleek geen BEM-rekening te zijn. De moeder voerde aan dat zij de beschikking van 10 december 2021, waarin de verplichting tot storting was vastgelegd, niet had ontvangen. De kantonrechter oordeelde echter dat, ongeacht de ontvangst van de beschikking, het aan de moeder was om tijdig hoger beroep in te stellen, wat zij niet had gedaan.

De kantonrechter concludeerde dat de redenen van de moeder om het geld niet op de BEM-rekening te storten niet legitiem waren. De moeder kreeg de kans om het bedrag voor 5 mei 2023 over te maken, maar heeft hier geen gevolg aan gegeven. De kantonrechter heeft het verzoek van de vader toegewezen en de moeder veroordeeld om het bedrag binnen vijf dagen over te maken, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10372920 VZ VERZ 23-2390
registernummer: VB 55522
uitspraak: 11 mei 2023

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam

inzake:

[naam minderjarige]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009,
wonende te [adres 1],
hierna te noemen: [naam minderjarige];

[naam 1], wonende te [adres 2],

gemachtigde: mr. M.E. Hoogenraad, advocaat te Maassluis,
hierna te noemen: de vader;
tegen

[naam 2], wonende te [adres 3],

hierna te noemen: de moeder.

Het verzoek en de beoordeling daarvan

Bij beschikking van 10 december 2021 is door de kantonrechter onder meer bepaald dat het uit de nalatenschap van [naam 3] ontvangen bedrag van € 5.066,01 dient te worden gestort op rekening met een BEM-clausule van [naam minderjarige]. Ondanks diverse herinneringen van de rechtbank heeft moeder hieraan niet voldaan. De advocaat van vader heeft de kantonrechter verzocht om een uitspraak waarmee vader de deurwaarder kan inschakelen om tot incasso hiervan over te gaan, omdat moeder dit bedrag niet op de rekening van [naam minderjarige] heeft overgemaakt. De kantonrechter heeft het verzoek aldus opgevat dat verzocht wordt om een beschikking waarin moeder wordt veroordeeld om voornoemd bedrag over te maken op de rekening met BEM-clausule van [naam minderjarige], ING Groei Groter Rekening K [nummer].
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 mei 2023. Daarbij waren aanwezig de moeder en de vader. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat moeder tot op heden heeft verzuimd om voornoemd bedrag op de BEM-rekening op naam van [naam minderjarige] over te maken. Zij heeft ter zitting een bankafschrift getoond op haar telefoon, zonder datum, waaruit bleek dat er een bedrag van € 4.888,27 op een ING-bankrekening op naam van [naam minderjarige] staat, maar de kantonrechter heeft vastgesteld dat dit geen BEM-rekening was en dit heeft de moeder ook erkend.
De moeder heeft onder meer aangevoerd dat zij destijds de beschikking van 10 december 2021 niet heeft ontvangen en hem pas later van de vader heeft ontvangen. Zij heeft hierover een brief gestuurd aan de rechtbank, gedateerd 24 juni 2022 en ontvangen op 13 juli 2022, waarin zij bezwaar maakte tegen de beslissing. De griffier heeft in reactie hierop bij brief van 20 juli 2022 aan de moeder meegedeeld dat zij drie maanden de gelegenheid had om tegen de beschikking in hoger beroep te gaan en dat deze beroepstermijn inmiddels was verstreken.
De kantonrechter is van oordeel dat voor zover al moet worden aangenomen dat de moeder de beschikking pas buiten de beroepstermijn heeft ontvangen, het op haar weg lag om na ontvangst van de beschikking alsnog hoger beroep in te stellen. Dit heeft zij niet gedaan.
Door de kantonrechter is aan het slot van de mondelinge behandeling aan de moeder meegedeeld dat haar redenen om het geld niet op een BEM-rekening te willen storten niet legitiem zijn.
De moeder heeft tot uiterlijk vrijdag 5 mei 2023 de tijd gekregen om alsnog het geld over te maken naar de BEM-rekening van [naam minderjarige] en daarvan een betaalbewijs te overleggen. Van de moeder is niets meer ontvangen.
Het verzoek zal worden toegewezen als hierna te melden. Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

Beslissing

De kantonrechter:
  • veroordeelt [naam 2] om binnen vijf dagen na heden een bedrag groot € 5.066,01 over te maken op ING Groei Groter Rekening K [nummer] ten name van [naam minderjarige];
  • verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad
  • wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Ingevolge het bepaalde in artikel 806 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan van een beschikking hoger beroep worden ingesteld:
• door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
• door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.