ECLI:NL:RBROT:2023:7986

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10179972 / CV EXPL 22-34127
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil over onderhuurovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurrechtelijk geschil tussen [eiseres], vertegenwoordigd door mr. R.J.A. Kuijpers, en Size Zero Studio’s B.V. De procedure betreft een onderhuurovereenkomst waarbij [eiseres] sinds 15 juni 2020 een winkelruimte huurde van Size Zero. De kantonrechter heeft eerder de huurovereenkomst tussen Size Zero en haar verhuurder ontbonden vanwege een huurachterstand van € 16.743,51, waardoor [eiseres] genoodzaakt was de winkelruimte op 22 januari 2022 te verlaten. [eiseres] vordert schadevergoeding van Size Zero, die zij stelt te hebben geleden door het voortijdig moeten verlaten van de winkelruimte. De schade bestaat uit omzetverlies van € 20.094,00 en opslagkosten van € 1.681,90, alsook buitengerechtelijke incassokosten van € 1.267,12. Size Zero erkent de opslagkosten, maar betwist de aansprakelijkheid voor het omzetverlies.

De kantonrechter oordeelt dat Size Zero tekort is geschoten in de nakoming van de onderhuurovereenkomst, omdat zij [eiseres] niet het huurgenot heeft kunnen verschaffen dat was overeengekomen. De kantonrechter wijst een schadevergoeding toe van € 3.823,22, bestaande uit € 3.175,87 aan winstderving en € 647,35 aan opslagkosten. Daarnaast wordt Size Zero veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De wettelijke rente wordt toegewezen over de hoofdsom vanaf 22 januari 2022. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10179972 / CV EXPL 22-34127
datum uitspraak: 1 september 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde: mr. R.J.A. Kuijpers te Utrecht,
tegen
Size Zero Studio’s B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam].
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘Size Zero’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 oktober 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling van 11 april 2023, waarbij [eiseres], de gemachtigde van [eiseres] en de vertegenwoordigster van Size Zero aanwezig waren;
  • de akte overleggen producties van [eiseres], met bijlagen;
  • de antwoordakte van Size Zero (
  • de akte uitlaten producties van [eiseres], met een bijlage.

2..De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Size Zero huurde de winkelruimte aan het adres [adres]. [eiseres] onderhuurde de winkelruimte sinds 15 juni 2020 van Size Zero en zij exploiteerde daar een haarsalon in. De kantonrechter in deze rechtbank heeft de huurovereenkomst tussen Size Zero en haar verhuurder bij verstekvonnis van 13 januari 2022 ontbonden en Size Zero - onder meer - veroordeeld om de winkelruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, omdat Size Zero een huurachterstand van in totaal € 16.743,51 (ruim drie maanden) had laten ontstaan. Op grond van het verstekvonnis moest ook [eiseres] de winkelruimte verlaten en dat heeft zij daarom op 22 januari 2022 gedaan. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij als gevolg van het moeten verlaten van de winkelruimte schade heeft geleden. In deze zaak eist zij daarom - na vermindering van haar eis - dat Size Zero die schade ten bedrage van in totaal € 21.775,90 (met rente) aan haar moet betalen. Dit bedrag bestaat uit € 20.094,00 aan omzetverlies van de haarsalon en € 1.681,90 aan opslagkosten. Daarnaast eist [eiseres] betaling van € 1.267,12 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Size Zero is het niet eens met de eis van [eiseres]. Size Zero erkent (uiteindelijk) dat zij opslagkosten moet betalen. Size Zero betwist echter dat zij aansprakelijk is voor het omzetverlies dat [eiseres] stelt te hebben geleden en zij betwist ook de hoogte van dat omzetverlies. De kantonrechter veroordeelt Size Zero om € 3.823,22 aan schade (met rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) aan [eiseres] te betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Size Zero is tekortgeschoten in de onderhuurovereenkomst
2.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat in de onderhuurovereenkomst een huurperiode van 15 juni 2020 tot en met 30 april 2022 was overeengekomen en dat [eiseres] de winkelruimte op 22 januari 2022 heeft verlaten. Dit eerder verlaten van de winkelruimte door [eiseres] kan aan Size Zero worden toegerekend. Size Zero heeft immers niet weersproken dat zij in de relatie tot haar eigen verhuurder een huurachterstand van in totaal € 16.743,51 (ruim drie maanden) had laten ontstaan. Dit vormde voor de kantonrechter in deze rechtbank grond om de huurovereenkomst tussen Size Zero en haar verhuurder te ontbinden en Size Zero te veroordelen om de winkelruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Daardoor was [eiseres] ook genoodzaakt om de winkelruimte voor het einde van de onderhuurovereenkomst te verlaten.
2.3.
Dat [eiseres] er al eerder van op de hoogte was dat Size Zero financiële problemen had, dat Size Zero veelvuldig overleg heeft gehad met haar verhuurder over mogelijkheden om de (onder)huurovereenkomst voort te zetten en dat Size Zero zich heeft ingespannen om ontruiming van de winkelruimte te voorkomen, doet aan het voorgaande niet af. Feitelijk heeft Size Zero [eiseres] niet tot het einde van de onderhuurovereenkomst het huurgenot van de winkelruimte kunnen verschaffen ten gevolge van een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt en dat maakt dat zij tegenover [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de onderhuurovereenkomst.
2.4.
Size Zero kan ook niet aan [eiseres] tegenwerpen dat zij eerder op zoek had moeten gaan naar een vervangende ruimte om de haarsalon verder te exploiteren en dat Size Zero haar best heeft gedaan om in overleg met [eiseres] een oplossing te vinden. Op grond van de onderhuurovereenkomst mocht [eiseres] haar haarsalon tot en met 30 april 2022 in de winkelruimte exploiteren en daar mocht zij ook vanuit gaan. Het stond Size Zero natuurlijk vrij om tussentijds te proberen andere (aanvullende) afspraken met [eiseres] te maken, maar Size Zero kan het vervolgens niet aan [eiseres] tegenwerpen dat die afspraken uiteindelijk niet tot stand zijn gekomen. Het lag op de weg van Size Zero om [eiseres] tot en met 30 april 2022 het huurgenot van de winkelruimte te verschaffen of [eiseres] een andere bevredigende oplossing aan te bieden.
2.5.
Tot slot kan Size Zero [eiseres] ook niet tegenwerpen dat in de winkelruimte sprake was van (ernstige) lekkages en dat [eiseres] de winkelruimte daarom sowieso eerder dan 30 april 2022 had moeten verlaten. Size Zero is als onderverhuurder tegenover [eiseres] aansprakelijk voor gebreken in de winkelruimte. Het had op de weg van Size Zero gelegen om haar verhuurder op de gebreken te wijzen en - in het geval dat die verhuurder daarop onvoldoende actie zou ondernemen - (gerechtelijke) stappen te zetten om de (ernstige) lekkages te laten verhelpen. Dit is geen omstandigheid die Size Zero op [eiseres] kan afschuiven.
Size Zero moet € 3.823,22 aan schade van [eiseres] betalen
2.6.
Size Zero moet de schade vergoeden die [eiseres] ten gevolge van het tekortschieten van Size Zero in de nakoming van de onderhuurovereenkomst lijdt (artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek, ‘BW’). Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van de verplichting tot schadevergoeding door Size Zero geldt dat [eiseres] zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin zij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat haar schade in principe moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Dit brengt mee dat de omvang van de schade wordt bepaald door een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is met de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 26 maart 2010, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2010:BL0539).
2.7.
Partijen zijn het er over eens dat Size Zero de opslagkosten moet vergoeden die [eiseres] ten gevolge van het eerder moeten hebben verlaten van de winkelruimte heeft moeten betalen. Uit de factuur van 3M Logistics (bijlage 19 bij de akte overleggen producties van [eiseres]) blijkt dat aan [eiseres] een bedrag van € 535,00 exclusief btw (€ 647,35 inclusief btw) in rekening is gebracht voor het gebruiken van een opslagruimte in de periode van 22 januari 2022 tot en met 30 april 2022. Het bedrag van € 647,35 inclusief btw is schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van het eerder hebben moeten verlaten van de winkelruimte en dat bedrag is daarom toewijsbaar. Voor het overige is de factuur van 3M Logistics niet toewijsbaar. Op die factuur zijn naast de opslagkosten nog verhuiskosten en kosten voor demontagewerkzaamheden in rekening gebracht. Als [eiseres] de winkelruimte pas op 30 april 2022 had verlaten, had zij echter ook verhuiskosten moeten maken en hadden er ook zaken in de winkelruimte moeten worden gedemonteerd. Dit betreft dan ook geen schade die het gevolg is van het eerder hebben moeten verlaten van de winkelruimte.
2.8.
[eiseres] eist verder betaling van € 20.094,00 aan omzetverlies in de periode van 22 januari 2022 tot en met 30 april 2022. Omzetverlies is echter geen schade; winstderving is dat wel. Hoeveel winst [eiseres] met haar haarsalon in de periode van 22 januari 2022 tot en met 30 april 2022 precies heeft gederfd, valt echter niet exact te bepalen. De winst van een bedrijf is immers afhankelijk van verschillende factoren en de winst is ook niet iedere maand gelijk. Bovendien zou gederfde winst in het begin van het jaar (bijvoorbeeld ten gevolge van een tijdelijke sluiting) later in dat jaar kunnen worden ingehaald. Als de exacte omvang van de schade (winstderving) niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, zoals in deze zaak het geval is, moet de schade worden geschat (artikel 6:97 BW). Om een onderbouwde schatting te kunnen doen, kijkt de kantonrechter naar de door [eiseres] in het geding gebrachte kwartaal- en jaarcijfers van haar haarsalon. Size Zero heeft de juistheid van die cijfers niet (voldoende gemotiveerd) weersproken.
2.9.
Uit de kwartaal- en jaarcijfers blijkt dat [eiseres] over de jaren 2019 tot en met 2021 een gemiddeld bedrijfsresultaat van € 38.305,00 heeft behaald (€ 37.937,00 in 2019, € 22.398,00 in 2020 en € 54.580,00 in 2021) en dat [eiseres] over 2022 een bedrijfsresultaat van € 11.151,00 heeft behaald. Het bedrijfsresultaat over 2022 was dus € 27.154,00 lager dan het gemiddelde bedrijfsresultaat over de drie jaren daarvoor.
2.10.
De kantonrechter constateert dat de reden daarvoor in belangrijke mate is gelegen in een significant hogere kostenpost “huisvestingskosten”. Over de jaren 2019 tot en met 2021 bedroegen de huisvestingskosten gemiddeld € 8.843,00 (€ 1.677,00 in 2019, € 13.227,00 in 2020 en € 11.625,00 in 2021) en over 2022 bedroegen de huisvestingskosten € 26.788,00. De huisvestingskosten over 2022 bedroegen dus € 17.945,00 meer dan het gemiddelde over de drie jaren daarvoor. Dit is kennelijk gelegen in de omstandigheid dat [eiseres] haar haarsalon in 2022 moest verhuizen naar een andere ruimte. Die kosten kunnen echter niet zondermeer aan Size Zero worden toegerekend als schade. Immers, ook als Size Zero de onderhuurovereenkomst geheel was nagekomen, had [eiseres] haar haarsalon in 2022 naar een andere ruimte moeten verhuizen en had zij daar kosten voor moeten maken. Het valt niet exact te bepalen welke huisvestingskosten [eiseres] in 2022 precies had moeten maken als zij de winkelruimte door toedoen van Size Zero niet vroegtijdig had moeten verlaten. Partijen hebben op dit punt ook niets gesteld. De kantonrechter acht het wel aannemelijk dat [eiseres] iets meer huisvestingskosten heeft moeten maken dan in het geval dat zij langer de tijd had gehad om een vervangende ruimte voor haar haarsalon te vinden. De kantonrechter schat die meerkosten op € 2.500,00. Dit betekent dat van het verschil tussen de huisvestingskosten over 2022 en de gemiddelde huisvestingskosten over de drie jaren daarvoor slechts € 2.500,00 als schade door toedoen van Size Zero kan worden bestempeld.
2.11.
Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot de volgende rekensom. Het bedrijfsresultaat over 2022 was € 27.154,00 lager dan het gemiddelde bedrijfsresultaat over de drie jaren daarvoor. Hierop strekt een bedrag van € 15.445,00 (€ 17.945,00 - € 2.500,00) aan huisvestingskosten in mindering, omdat de kantonrechter inschat dat [eiseres] die huisvestingskosten ook had moeten maken in 2022 als Size Zero de onderhuurovereenkomst geheel was nagekomen. Dan resteert een bedrag van € 11.709,00. Van dit bedrag is € 3.175,87 toe te rekenen aan de periode van 22 januari 2022 tot en met 30 april 2022 (99/365e van € 11.709,00). Dat bedrag is de schade (winstderving) die [eiseres] door toedoen van Size Zero heeft geleden en dat bedrag wijst de kantonrechter dan ook toe.
2.12.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om in de schadeberekening rekening te houden met een door Size Zero gestelde vakantie van [eiseres] van zes weken in de periode van 22 januari 2022 tot en met 30 april 2022. [eiseres] heeft namelijk gemotiveerd weersproken dat zij langer dan één week (acht dagen) op vakantie is geweest en Size Zero heeft haar stelling naar aanleiding daarvan niet verder onderbouwd.
2.13.
De conclusie luidt dat Size Zero in totaal € 3.823,22 (€ 3.175,87 + € 647,35) aan schade aan [eiseres] moet betalen.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente
2.14.
Aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt op basis van de toewijsbare hoofdsom een bedrag van € 613,86 inclusief btw toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW wordt toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf 22 januari 2022, omdat [eiseres] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en Size Zero dat niet heeft betwist.
Size Zero moet de proceskosten van [eiseres] betalen
2.15.
Omdat Size Zero een bedrag aan schadevergoeding aan [eiseres] moet betalen, heeft Size Zero te gelden als de in het ongelijk gestelde partij en daarom moet zij de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 131,18 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde (drie punten x € 264,00). Dit is in totaal € 1.167,18. Wat [eiseres] meer aan griffierecht heeft betaald, blijft als nodeloos gemaakte proceskosten voor haar rekening. Voor kosten die [eiseres] maakt na deze uitspraak moet Size Zero een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt ook toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Size Zero om aan [eiseres] te betalen € 4.437,08 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.823,22 vanaf 22 januari 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Size Zero in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.167,18 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
38671