ECLI:NL:RBROT:2023:8028

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10255602 CV EXPL 22-39217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vragen over de mogelijkheid van directe toegang tot de kantonrechter na een voorzittersuitspraak van de Huurcommissie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. C.B. Ernst, en [gedaagde], vertegenwoordigd door mr. W.H.J. Luijer. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht die op 8 juni 2022 tussen de partijen is gesloten, waarbij [eiser] wervingswerkzaamheden zou uitvoeren voor [gedaagde]. [eiser] heeft een bedrag van € 7.260,00 in rekening gebracht, dat in twee termijnen betaald zou worden. Tot op heden heeft [gedaagde] slechts de eerste termijn van € 3.630,00 voldaan. [eiser] vordert nu betaling van de tweede termijn, evenals buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. [gedaagde] betwist de vordering en stelt dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen, omdat hij geen geschikte kandidaten heeft voorgesteld binnen de afgesproken termijn.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2023 is de zaak besproken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet voldoende heeft onderbouwd dat [eiser] tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden door [gedaagde], waardoor de tweede termijn van € 3.630,00 nog steeds verschuldigd is. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten van € 544,50 en de contractuele rente toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 887,47, die door [gedaagde] moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10255602 CV EXPL 22-39217
datum uitspraak: 18 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,die handelt onder de naam
[naam bedrijf],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. C.B. Ernst,
tegen
[gedaagde],
statutaire vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W.H.J. Luijer.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 december 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlage.
1.2.
Op 5 juli 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met [eiser] , de heer [persoon A] (directeur van [gedaagde] ) en hun gemachtigden besproken.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Tussen [eiser] en [gedaagde] is op 8 juni 2022 een overeenkomst van opdracht gesloten. Op grond van deze overeenkomst zou [eiser] wervingswerkzaamheden uitvoeren ten behoeve van [gedaagde] . Voor deze werkzaamheden is door [eiser] een totaalbedrag van € 7.260,00 (inclusief btw) in rekening gebracht. Afgesproken was dat [gedaagde] dit bedrag in twee termijnen zou betalen. [gedaagde] heeft tot nu echter toe alleen de eerste termijn van € 3.630,00 betaald. [eiser] eist in deze procedure betaling van de tweede termijn. [eiser] eist verder nog betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. [gedaagde] is het daar niet mee eens. [eiser] heeft niet voldaan aan zijn resultaats- en inspanningsverplichtingen, onder andere omdat [eiser] niet binnen vier maanden een geschikte kandidaat heeft gevonden. Op 21 september 2022 heeft [gedaagde] [eiser] daarom in gebreke gesteld. Omdat [eiser] vervolgens nog steeds geen geschikte kandidaten voorstelde, heeft [gedaagde] de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden.
[eiser] heeft voldaan aan zijn verplichtingen
2.2.
[gedaagde] heeft allereerst aangevoerd dat hij niet bereid is om de tweede termijn van € 3.630,00 te betalen, omdat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn resultaatsverplichting en daarmee is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] stelt dat [eiser] de garantie heeft gegeven dat hij binnen vier maanden minimaal één kandidaat zou aannemen. Deze garantie is [eiser] echter niet nagekomen.
2.3.
[eiser] betwist dat hij deze garantie heeft gegeven, [gedaagde] heeft gekozen voor het Premium pakket, dat pakket omvat volgens de offerte van 7 juni 2022 het volgende:
“(…)
Onbeperkt kandidaten uitnodigen binnen 4 maanden, maar ook aannemen. Geen fee’s meer achteraf. Mochten er binnen 4 maanden geen aannames gerealiseerd zijn, dan blijven wij kandidaten voorstellen tot er in ieder geval één aanname is bereikt.(…)”.
Uit deze tekst kan volgens [eiser] niet de garantie worden afgeleid dat [gedaagde] binnen vier maanden minimaal één kandidaat zou aannemen.
2.4.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij de offerte van 7 juni 2022 heeft ontvangen en dat hij de eerste termijn op 28 juni 2022, en dus na ontvangst van deze offerte, heeft betaald. Uit de offerte kan naar het oordeel van de kantonrechter niet de garantie worden afgeleid dat binnen vier maanden minimaal één kandidaat zou worden aangenomen. In de offerte staat namelijk duidelijk dat, wanneer niet binnen vier maanden een aanname is gerealiseerd, [eiser] kandidaten zal blijven voorstellen tot een aanname is bereikt. De stelling dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht omdat hij de door hem gegeven garantie niet is nagekomen, slaagt daarom niet.
2.5.
[gedaagde] heeft daarnaast aangevoerd dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn inspannings-verplichtingen en daarmee is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat was afgesproken dat [eiser] de kandidaten zou (pre)screenen en vervolgens persoonlijk zou benaderen en [eiser] dat niet heeft gedaan. Ook stelde [eiser] te weinig en bovendien ongeschikte kandidaten voor, aldus [gedaagde] . [eiser] betwist dat hij de kandidaten niet heeft gescreend en/of persoonlijk heeft benaderd. Wel is het juist dat hij de eerste drie maanden weinig kandidaten heeft voorgesteld, omdat maar weinig kandidaten in het aanvankelijk opgestelde profiel pasten. In overleg met [gedaagde] is dit profiel daarom op 22 september 2022 bijgesteld. Hierna heeft [eiser] meerdere geschikte kandidaten voorgesteld.
2.6.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat [eiser] niet aan zijn inspanningsverplichtingen heeft voldaan. Als onweersproken staat vast dat [eiser] zeven mogelijke kandidaten heeft aangedragen. [gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat deze kandidaten niet aan het (aangepaste) profiel voldeden. Zeker gelet op het feit dat [gedaagde] in zijn e-mailbericht van 10 mei 2022 aangaf dat ‘het niet zoveel uitmaakt als de kandidaten geen ervaring hebben met een van de talen van [gedaagde] , als de kandidaten maar enthousiast zijn’. Dat [eiser] geen (pre)screening heeft gedaan en/of de kandidaten niet persoonlijk heeft benaderd is door [gedaagde] , gelet ook op de gemotiveerde betwisting daarvan door [eiser] , eveneens onvoldoende onderbouwd. Onder deze omstandigheden is er geen plaats voor bewijslevering en wordt de stelling van [gedaagde] verworpen.
De overeenkomst is niet rechtsgeldig ontbonden
2.7.
Voor een rechtsgeldige (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst van opdracht, is (onder andere) nodig dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis (artikel 6:265 lid 1 BW). Nu niet is vast komen te staan dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, kon [gedaagde] deze overeenkomst niet (gedeeltelijk) ontbinden. Dit betekent dat de overeenkomst is blijven voortbestaan en [gedaagde] de tweede termijn nog moet betalen. De vordering tot betaling van
€ 3.630,00 (inclusief btw) wordt daarom toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.8.
[gedaagde] betwist dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht, zodat de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten moet worden afgewezen. Omdat vaststaat dat (de gemachtigde van) [eiser] [gedaagde] bij brief van 14 november 2022 heeft aangemaand, staat echter vast dat [eiser] tenminste één buitengerechtelijke handeling heeft verricht. [eiser] heeft daarmee voldaan aan de voorwaarden om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De buitengerechtelijke incassokosten van € 544,50 (exclusief btw) worden daarom toegewezen. De contractuele rente van 1,5% per maand wordt toegewezen vanaf 5 oktober 2022 (de vervaldatum van de factuur van 21 september 2022), omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 115,47 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 528,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 264,00). Dit is in totaal € 887,47. Voor kosten die [eiser] maakt na dit vonnis moet [gedaagde] ook een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 4.174,50 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, met de contractuele rente van 1,5% per maand over € 3.630,00 vanaf 5 oktober 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot vandaag worden vastgesteld op € 887,47 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
54214