3.1.De curator vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat de curator (de titel voor) de betalingen van 3 maart 2021 en 19 maart 2021 van in totaal € 9.771,06 afkomstig van [afkorting stichting01] aan [gedaagde01] rechtsgeldig heeft vernietigd dan wel (de titel voor) deze betalingen alsnog vernietigt;
2. voor recht verklaart dat de curator (de titel voor) de betalingen van 3 maart 2021 en 19 maart 2021 van in totaal € 10.056,25 afkomstig van [afkorting stichting01] aan [gedaagde02] rechtsgeldig heeft vernietigd dan wel (de titel voor) deze betalingen alsnog vernietigt;
3. [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan de boedel van [afkorting stichting01] van een bedrag van € 602.062,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
4. [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan de boedel van [afkorting stichting01] van een bedrag van € 131.390,31, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
5. [gedaagde01] veroordeelt tot betaling aan de boedel van [afkorting stichting01] van een bedrag van € 9.771,06 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
6. [gedaagde02] veroordeelt tot betaling aan de boedel van [afkorting stichting01] van een bedrag van € 10.056,25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
7. [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.509,00;
8. [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk veroordeelt in de (na)kosten van dit geding, daaronder begrepen de beslagkosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.