In deze zaak, die op 13 september 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eiseres, een alleenstaande moeder met zorg voor twee minderjarige kinderen, zich verzet tegen de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eerder vonnis. Dit vonnis, dat eiseres veroordeelt tot betaling van een boete van € 80.000,00, is in een bodemprocedure uitgesproken. Eiseres heeft een beroep gedaan op het financieringsvoorbehoud van een koopovereenkomst, die zij met gedaagden had gesloten, en stelt dat zij niet in staat is om aan de veroordelingen te voldoen. Gedaagden hebben executoriaal beslag gelegd op haar bankrekening en zijn voornemens haar woning te verkopen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad wordt afgewezen. Eiseres heeft weliswaar aangevoerd dat zij met haar kinderen op straat kan komen te staan, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet voldoende is om de uitvoerbaarheid bij voorraad te blokkeren. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres na de verkoop van een ander appartement over voldoende middelen beschikte om aan haar verplichtingen te voldoen, maar ervoor heeft gekozen om haar hypotheek af te lossen in plaats van de boete te betalen. De vordering van eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.