In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en de huurders [persoon01] en [persoon02]. De eiseres, Woonstad, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand. De huurders hebben een huurovereenkomst met Woonstad sinds 26 juni 2019, maar hebben een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd. De echtscheiding tussen [persoon01] en [persoon02] werd uitgesproken op 8 februari 2022, waarbij het huurrecht aan [persoon01] werd toegewezen. Woonstad eiste een bedrag van € 6.303,36 aan huurachterstand, en de rechter oordeelde dat [persoon02] slechts aansprakelijk was voor de huurachterstand tot de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 11 mei 2022. De rechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot die datum € 1.739,54 bedroeg, en dat [persoon01] verantwoordelijk was voor de huurachterstand na deze datum. De huurovereenkomst werd ontbonden en [persoon01] werd veroordeeld om de woning binnen 14 dagen te ontruimen. Daarnaast werd [persoon01] veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten. In de vrijwaringszaak werd [persoon01] ook veroordeeld om [persoon02] te vergoeden voor de kosten die voortvloeiden uit de hoofdzaak. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.