ECLI:NL:RBROT:2023:8519

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
10700560 VZ VERZ 23-8860, 10700582 VZ23-8861, 10700585 VZ23-8862, 10700595 VZ23-8863
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van de moeder om schadevergoeding van de Kindregeling Toeslagenaffaire op BEM-rekening te storten voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de minderjarigen die onder het ouderlijk gezag van hun moeder staan, die zelf onder bewind is gesteld. De moeder, [moeder01], heeft een uitbetaling ontvangen op basis van de Kindregeling Toeslagenaffaire. De bewindvoerder, Fidinda CBM B.V., heeft geconstateerd dat de moeder geld heeft opgenomen van de bankrekening van een van de minderjarige kinderen en dit heeft gebruikt voor huurbetalingen. Dit heeft geleid tot zorgen over de besteding van de ontvangen gelden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het geld van de Kindregeling bedoeld is voor de minderjarigen en dat het op afzonderlijke rekeningen van de minderjarigen gestort dient te worden. De rechter heeft de moeder een aanwijzing gegeven om het ontvangen bedrag op een rekening met een BEM-clausule te storten, zodat het bedrag geblokkeerd blijft tot de minderjarigen meerderjarig zijn. De rechter heeft ook aangegeven dat als de moeder deze aanwijzing niet opvolgt, er een bewind kan worden ingesteld over de ontvangen bedragen, met benoeming van de bewindvoerder.

De beschikking bevatte ook een termijn waarbinnen de moeder aan de kantonrechter moet rapporteren over de uitvoering van deze aanwijzing. De rechter heeft de beslissing aangehouden voor verdere overwegingen, afhankelijk van de reactie van de moeder op de gegeven aanwijzing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10700560 VZ VERZ 23-8860, 10700582 VZ23-8861, 10700585 VZ23-8862, 10700595 VZ23-8863
registernummer: VB 55869, VB 55870, VB 55871, VB 55872
uitspraak: 13 september 2023
ambtshalve gegeven beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak met betrekking tot de minderjarigen:

[minderjarige01] , geboren [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01] ,

[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2016 te [geboorteplaats01] ,
[minderjarige03], geboren op [geboortedatum03] 2015 te [geboorteplaats01] ,
[minderjarige04], geboren op [geboortedatum04] 2010 te [geboorteplaats02] ,
allen wonende te [postcode01] [woonplaats01] , [adres01] ,
hierna te noemen: de minderjarigen.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt uitgeoefend door de moeder:

[moeder01] ,

wonende te [postcode01] [woonplaats01] , [adres01] ,
hierna te noemen: de moeder van de minderjarigen.

De overwegingen

1.1.
De moeder van de minderjarigen is op 15 juli 2013 onder bewind gesteld vanwege een lichamelijke of geestelijke toestand. Thans is de bewindvoerder Fidinda CBM B.V., gevestigd te Gorinchem. De bewindvoerder heeft op 1 augustus 2023 bij de kantonrechter gemeld dat de moeder van de minderjarigen een uitbetaling heeft ontvangen op basis van de Kindregeling Toeslagaffaire. De bewindvoerder heeft geconstateerd dat de moeder van de minderjarigen van één van de bankrekening van één van de minderjarige kinderen geld heeft opgenomen en de huur heeft betaald.
1.2.
Bij brief van 21 augustus 2023 heeft de griffier de moeder van de minderjarigen verzocht om een meegestuurd formulier te ondertekenen en in te sturen zodat de kantonrechter een BEM-verklaring kan afgeven voor de bankrekeningen van de kinderen. De moeder van de minderjarigen heeft het formulier niet retour gestuurd en ook anderszins niet gereageerd.
1.3.
Op grond van artikel 1:344 lid 2 BW kan de kantonrechter aanwijzingen geven over de wijze waarop spaarbankboekjes en gelden van de minderjarigen moeten worden bewaard.
1.4.
Het geld van de Kindregeling Toeslagenaffaire is bedoeld voor de minderjarigen en zal dus ook op afzonderlijke rekeningen van de minderjarigen gestort dienen te worden. De kantonrechter is van oordeel dat het in het belang van de minderjarigen is om aan de moeder van de minderjarigen een aanwijzing te geven, inhoudende dat het geld dat de minderjarigen ontvangen vanuit de Kindregeling Toeslagenaffaire op een rekening met een zogenaamde BEM-clausule op naam van de afzonderlijke minderjarigen moet worden gestort. Door de BEM-clausule wordt het op die rekening gestorte bedrag geblokkeerd tot het moment waarop de minderjarigen meerderjarig worden. Tijdens de minderjarigheid kan het bedrag alleen met toestemming van de kantonrechter worden opgenomen.
1.5.
Volgt de moeder van de minderjarigen deze aanwijzing niet op, dan zal de kantonrechter een bewind instellen over de bedragen die de minderjarigen hebben ontvangen uit de Kindregeling Toeslagenaffaire, met benoeming van Fidinda CBM B.V. tot bewindvoerder. De kantonrechter vertrouwt erop dat de moeder het zover niet zal laten komen.

Beslissing

De kantonrechter
  • geeft aan de moeder van de minderjarigen een aanwijzing, inhoudende dat het bedrag dat de minderjarigen hebben ontvangen inzake de Kindregeling Toeslagenaffaire op een rekening met een zogenaamde BEM-clausule op naam van de afzonderlijke minderjarigen dient te worden gestort;
  • bepaalt dat de moeder van de minderjarige vóór 15 oktober 2023 aan de kantonrechter kopieën van de rekeningen van de minderjarigen dient toe te zenden waaruit blijkt dat de afzonderlijke rekeningen van de minderjarigen zijn voorzien van de hierboven omschreven BEM-clausule en waaruit het bedrag blijkt dat daarop is gestort in het kader van de Kindregeling Toeslagenaffaire;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.
834
Ingevolge artikel 806 Rv kan tegen deze beschikking hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.