Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1..[eiser01],
2.
[eiser02],
1..De procedure
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
[eiser02]ofde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BBK”. Namens [eisers01] is bij de mondelinge behandeling desgevraagd aangegeven dat de letters BBK staan voor [eiser01] en dat zij er primair vanuit gaan dat [eiser01] de geldgever is, omdat [eiser01] het geldbedrag ter beschikking heeft gesteld. Dat stemt overeen met het standpunt van [gedaagde01] en de rechtbank is het daarmee ook eens. In de overeenkomst van geldlening verklaart de geldgever immers de lening aan de geldnemer ter beschikking te hebben gesteld en niet in geschil is dat [eiser01] het bedrag van € 30.000,00 heeft overgemaakt.
lening aan [gedaagde01]” en tussen partijen is niet in geschil dat het wel de bedoeling was om het geld te gebruiken voor de opstart van cCare Orthopedics. De omstandigheid dat de lening van [eiser01] is opgenomen in de jaarstukken van cCare Orthopdics levert ten slotte evenmin een concrete aanwijzing op voor het feit dat [eiser02] en [gedaagde01] hebben afgesproken dat de vennootschap het geld zou lenen. [gedaagde01] was immers geen bestuurder of aandeelhouder van cCare Orthopedics en was ook niet betrokken bij het opstellen van de jaarstukken van de vennootschap.
consument’ als volgt: “
een natuurlijk persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten vallen”. In artikel 7:57 lid 1b BW is een ‘
kredietgever’ als volgt gedefinieerd: “
een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten krediet verleent of toezegt.” Onder een kredietovereenkomst valt ook het verlenen van een krediet in de vorm van een lening (artikel 7:57 lid 1c BW).
..% op jaarbasis”, achteraf per kwartaal te voldoen. [eiser01] en [gedaagde01] zijn dus wel overeengekomen dat rente verschuldigd is, maar zij hebben de hoogte daarvan niet bepaald. Dat betekent dat [gedaagde01] de wettelijke rente moet betalen. Dan resteert de vraag of het gaat om de ‘gewone’ wettelijke rente van artikel 6:119 BW of om de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW.
- Kosten dagvaarding € 107,21
- Griffierecht € 2.161,00
- Salaris advocaat € 1.442,00 (2,0 punten x € 721,00)
5..De beslissing
[1918/1582]