ECLI:NL:RBROT:2023:8913

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
ROT 22/1637
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan pluimveehouder wegens overtreding van de Wet dieren met betrekking tot het vervoer van kuikens

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 15 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen een bestuurlijke boete van € 1.500,- behandeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanwege een overtreding van de Wet dieren. De minister had vastgesteld dat eiser kuikens op een wijze had laten vervoeren die letsel en onnodig lijden aan de dieren berokkende, door de beladingsnorm te overschrijden. De rechtbank oordeelt dat de minister de overtreding deugdelijk heeft vastgesteld en dat de boete terecht is opgelegd. Eiser had betoogd dat de toezichthouder willekeurig had gehandeld en dat de beladingsnorm niet was overschreden, maar de rechtbank volgt deze argumenten niet. De rechtbank stelt vast dat de Transportverordening van toepassing is op het vervoer van levende gewervelde dieren, waaronder pluimvee, en dat eiser verantwoordelijk is voor het welzijn van zijn kuikens tijdens het transport. De rechtbank concludeert dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat de hoogte van de boete evenredig is aan de ernst van de overtreding. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de boete in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1637

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: [naam 1]),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister

(gemachtigden: mr. F. Peters van Neijenhof en mr. J. Geurtjens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de bestuurlijke boete van € 1.500,- die de minister aan hem heeft opgelegd vanwege een overtreding van de Wet dieren. De minister heeft hiertoe besloten met het besluit van 15 oktober 2021.
1.1.
Met het bestreden besluit van 24 februari 2022 op het bezwaar van eiser is de minister bij dat besluit gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft een nader stuk ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de minister.

Totstandkoming van het besluit

2. De minister heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen van 31 maart 2021 (IBDNummer: [nummer 1]), opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
De toezichthouder schrijft in het rapport van bevindingen onder meer het volgende:
“(…)
Bevinding(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: maandag 22 februari 2021, omstreeks 15:00 uur.
Rond 15:00 uur begaf ik mij in de richting van de aanvoerhal. Ik wilde daar de AM-keuring uitvoeren van de koppels kuikens in de aanvoerhal. (…) Tijdens mijn controle van de containers met levende kuikens in de aanvoerhal bij [naam bedrijf] zag ik bij meerdere containers diverse lades met
kuikens waar ik duidelijk nog stukken lege containerbodem zag. Ik zag in meerdere containers
echter ook lades met kuikens die veel voller waren dan ik normaal bij [naam bedrijf] gewend ben. Er waren lades bij die zo vol zaten dat dieren op elkaar moesten zitten (zie foto's 1 en 2). (…) Normaal gesproken slapen de meeste kuikens die in de aanvoerhal staan te wachten bij [naam bedrijf] Ik zag dat ook diverse dieren panting vertoonden. Panting, piepen en onrust zijn uitingen van hittestress (zie bijlage 1966.efsatransport2011, pagina's 117 en 119 en Vleeskuikensignalen hittestress).
In één rij met containers zag ik twee containers waarbij er verschillende lades waren waarin de kuikens duidelijk geen eigen plekje hadden om te zitten. Het betroffen twee containers van de vrachtwagen met kenteken [kenteken] (zie foto 3). (…) Op het bordje stond ook aangegeven dat de kuikens afkomstig waren uit hoknummer 1 van pluimveehouder "[naam eiser]" (zie foto 4 en bijlage daglijst vervoer van maandag 22-02-2021). (…)
Het aantal kuikens uit de eerste container afkomstig van de vrachtwagen met kenteken [kenteken] bedroeg per lade: 23, 29, 47, 49, 31, 50, 34 en 32 levende kuikens en 1 dood kuiken. (…) Het aantal kuikens uit de tweede container afkomstig van de vrachtwagen met kenteken [kenteken] bedroeg per lade: 35, 25, 40 en 50 levende kuikens en 2 dode kuikens. (…) Op de daglijst vervoer is te lezen dat er slechts 30 dieren per lade gepland waren (zie bijlage dag vervoer). De reden waarom er 30 dieren waren gepland, volgt uit de maximale beladingsnorm van Vo. 1/2005. (…)
De mester heeft zich niet gehouden aan de planning van 30 kuikens per lade en zelfs niet aan de maximale wettelijke belading van 35 kuikens per lade. Hierdoor zijn er meer kuikens in een containerlade geladen dan volgens Vo. 1/2005 is toegestaan. (…) De omstandigheden in de containers hebben geleid tot vermijdbaar lijden en stress onder de kuikens als gevolg van een
ongelijkmatige verdeling van de kuikens over de lades in meerdere containers, waardoor een aantal lades overbeladen waren. (…)”
2.1.
Op 7 september 2021 heeft de minister zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiser een bestuurlijke boete op te leggen. Eiser heeft op 20 september 2021 een zienswijze op dit voornemen ingediend.
2.2.
Vervolgens heeft de minister met het besluit van 15 oktober 2021 (boetezaaknummer [nummer 2]) een bestuurlijke boete van € 1.500,- aan eiser opgelegd vanwege overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, in samenhang met aanhef artikel 3 en artikel 3, onder g, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 (Transportverordening): het is verboden dieren te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren letsel en onnodig lijden berokkent. De dieren beschikten, gelet op hun grootte en op het voorgenomen transport, niet over voldoende vloeroppervlak en stahoogte.
2.3.
Eiser is op 17 februari 2022 gehoord op zijn bezwaren tegen de boete.
2.4.
Met het bestreden besluit heeft de minister het boetebesluit gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht heeft vastgesteld dat eiser het beboetbare feit heeft gepleegd en of de minister daarvoor terecht een boete heeft gegeven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft de minister de overtreding deugdelijk vastgesteld?
5. Eiser betoogt dat de toezichthouder de waarnemingen willekeurig en selectief heeft uitgevoerd. Volgens eiser is de beladingsnorm niet overschreden. Bij de berekeningen is de minister ten onrechte uitgegaan van een gemiddeld gewicht per dier en niet van een gemiddeld aantal geladen dieren. De correct uitgerekende belading over de 14 vrachtwagens met het gemiddelde gewicht is 35 dieren per lade, dat wil zeggen 6.720 dieren per vrachtwagen. Geen enkele vrachtwagen is over de maximale toegestane belading heen gegaan. Van overbelading is dus geen sprake. Verder is de Transportverordening niet bedoeld voor pluimvee.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de Transportverordening niet van toepassing is op pluimvee. Deze verordening is namelijk van toepassing op het vervoer van levende gewervelde dieren binnen de Europese Unie, alsmede op de door ambtenaren te verrichten speciale controles op partijen dieren die het douanegebied van de Europese Unie binnenkomen of verlaten (artikel 1, eerste lid, van de Transportverordening). Vervoer wordt in artikel 2, aanhef en onder w, van de Transportverordening gedefinieerd als de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen. Het vangen van de kuikens is een met de verplaatsing samenhangende activiteit waarop de Transportverordening van toepassing is. [1]
5.1.2.
Het standpunt van eiser, dat moet worden gekeken naar het gemiddelde gewicht van 35 dieren per lade, dat wil zeggen 6.720 dieren per vrachtwagen, en dat geen enkele vrachtwagen over de maximale toegestane belading heen is gegaan, volgt de rechtbank ook niet. Op grond van Bijlage I, hoofdstuk III, paragraaf 2, onder 2.1 van de Transportverordening dient de beschikbare ruimte tijdens het vervoer ten minste overeen te stemmen met de in Hoofdstuk VII voor de desbetreffende dieren en vervoermiddelen vermelde waarden. In hoofdstuk VII tabel E Pluimvee zijn minimumvloeroppervlaktes in cm2 gegeven per gewichtscategorie van de dieren in kg. Dat is de norm op grond waarvan de containers moeten worden geladen. De beladingsdichtheid moet bovendien per lade worden bezien en niet per container of per vrachtwagen, want kuikens in een te volle lade hebben niets aan het vloeroppervlak in een minder volle of lege lade in dezelfde container of aan het vloeroppervlak in (de lades van) een andere container.
5.1.3.
Volgens vaste rechtspraak van het CBb [2] rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarnemingen en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarnemingen waarderende elementen kennen.
5.1.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het rapport van bevindingen. In het rapport is duidelijk beschreven wat de toezichthouder heeft waargenomen, namelijk dat hij in sommige lades duidelijk nog stukken lege containerbodem zag, maar in meerdere containers ook lades zag die veel voller waren dan hij gewend was. Ook heeft de toezichthouder beschreven dat er lades bij waren die zo vol zaten dat dieren op elkaar moesten zitten. Hiervoor heeft de toezichthouder verwezen naar foto’s 1 en 2 bij het rapport van bevindingen. De toezichthouder heeft ook waargenomen dat de dieren in deze overvolle lades onrustig waren: zij waren alert, maakten piepende geluiden en bewogen overmatig, terwijl de meeste kuikens die in de aanvoerhal staan te wachten normaal gesproken slapen. Tot slot heeft de toezichthouder waargenomen dat diverse dieren “panting” vertoonden. Panting, piepen en onrust zijn volgens de toezichthouder uitingen van hittestress.
Stelt eiser terecht dat niet hij, maar het slachthuis en de vervoerder verantwoordelijk zijn?
6. Eiser betoogt dat pluimveevervoer een samenwerking met meer partijen is. De pluimveehouder geeft opdracht aan de slachterij en vangploeg. Hij mag er dan van uitgaan dat een gecertificeerd en erkend pluimveevangbedrijf de opdracht volgens de gestelde eisen uitvoert. Ook mag het pluimveebedrijf ervan uitgaan dat de vrachtwagenchauffeur het vervoer uitvoert met respect voor de dieren. Ten slotte mag hij ervan uitgaan dat de slachterij perfect materiaal met betrekking tot transport ter beschikking stelt. Het is niet onomstotelijk bewezen dat de oorzaak bij eiser ligt. Deze boete had niet bij eiser maar bij de veroorzaker terecht moeten komen, in dit geval bij de chauffeur die de dieren nooit zo had mogen vervoeren. In de werkinstructies van de chauffeurs staat dat ze toezicht moeten houden op en tijdens het laden, constateringen moeten verhelpen, aanwijzingen en/of opmerkingen tijdens het laden moeten geven en eventueel ook moeten noteren.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.1.1.
Uit het voorgaande volgt al dat het vangen van de kuikens een met de verplaatsing samenhangende activiteit is waarop de Transportverordening van toepassing is. De minister heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat het gaat om vervoeren en laten vervoeren en dat dit betekent dat alle daarbij betrokken partijen – dus zowel eiser, als de vangploeg en de vervoerder – daarin hun eigen verantwoordelijkheid hebben.
6.1.2.
Verder kan ook niet worden geconcludeerd dat de overtreding eiser niet of
verminderd kan worden verweten omdat (ook) de vervoerder verantwoordelijk is voor het vervoer. Allereerst richt het voorschrift zich specifiek tot eiser als houder van de dieren, zoals hiervoor is overwogen. Daarnaast kan ook uit de feitelijke gang van zaken geen verminderde verantwoordelijkheid worden afgeleid. Het gaat hier namelijk om de constatering dat er te veel kuikens in een aantal lades van de containers zaten. Eiser is verantwoordelijk voor het welzijn van zijn kuikens en ook voor de wijze waarop deze kuikens op zijn bedrijf worden gevangen en in containers worden geladen, door een vangploeg die eiser zelf daarvoor heeft ingeschakeld. Het laden van de kuikens in containers behoort ook tot de normale bedrijfsvoering van eiser. Ook valt niet in te zien dat de verantwoordelijkheid voor de wijze waarop en de hoeveelheid kuikens die na het vangen in containers worden geplaatst enkel of vooral op het slachthuis of de vervoerder rust. [3] De stelling dat de pluimveeslachterij ondeugdelijke transportcontainers heeft aangeboden, heeft eiser in het geheel niet onderbouwd.
6.1.3.
Voor zover eiser betoogt dat de minister hem geen boete mocht opleggen omdat de minister ook een boete heeft opgelegd aan de chauffeur/pluimveeslachterij en er geen boete mag worden opgelegd voor dezelfde overtreding, volgt de rechtbank dat standpunt niet. Artikel 3, aanhef en onder g, van de Transportverordening richt zich immers ook tot de chauffeur (als vervoerder) en de pluimveeslachterij (als aanbieder van het materiaal voor het transport). Dat betekent dat de minister ook hen kan beboeten, als daarvoor aanleiding is. Omdat iedere betrokken partij een eigen verantwoordelijkheid heeft, kan ook iedere partij een overtreding plegen. Dit zijn afzonderlijke overtredingen, gepleegd door afzonderlijke (rechts)personen en van een dubbele bestraffing is dus alleen daarom al geen sprake.
Stelt eiser terecht dat de minister had moeten volstaan met een waarschuwing?
7. Eiser stelt dat de minister had moeten volstaan met een waarschuwing.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.1.1.
Op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 6.2 van de Wet dieren en artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren en artikel 3, aanhef en onder g, van de Transportverordening was de minister bevoegd eiser voor deze overtreding een boete op te leggen. In het Specifiek interventiebeleid dierenwelzijn tijdens transport [4] heeft de minister vastgelegd op welke wijze met deze boetebevoegdheid wordt omgegaan. Daarin staat dat deze overtreding is ingedeeld in categorie B en dat bij een eerste overtreding direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd en dus niet eerst wordt gewaarschuwd
.De boete van € 1.500,- is dus in overeenstemming met het beleid van de minister en de wettelijke voorschriften aan eiser opgelegd.
8. Gelet op het voorgaande heeft de minister terecht vastgesteld dat sprake was van een overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, in samenhang met aanhef artikel 3 en artikel 3, onder g, van de Transportverordening. Op grond van artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren en de bijbehorende bijlage was de minister bevoegd om daarvoor een boete van € 1.500,- aan eiser op te leggen.
Overschrijding van de dertienwekentermijn van artikel 5:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
9. Eiser betoogt dat hij het rapport van bevindingen pas op 7 september 2021, ruim een half jaar na de constatering, heeft ontvangen. Ondertussen waren er alweer ruim 8000 lades met kuikens afgeleverd. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij in dit kader een beroep doet op een door hem overgelegd rapport van [naam 2] van 23 februari 2023. [5] Dit rapport toont volgens hem aan dat het lik-op-stuk-beleid niet werkt.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
9.1.1.
De termijn van dertien weken van artikel 5:51, eerste lid, van de Awb is een termijn van orde [6] en overschrijding ervan leidt als zodanig niet tot het vervallen van de bevoegdheid om een boete op te leggen. In de overschrijding van deze termijn ziet de rechtbank geen reden voor het oordeel dat de opgelegde boete disproportioneel is en dat de boete om die reden zou moeten worden gematigd. Dat eiser pas laat op de hoogte is gesteld dat hem een boete wordt opgelegd, doet niet af aan het feit dat de overtreding is vastgesteld. De rechtbank is bovendien ook niet gebleken dat eiser door de overschrijding van de termijn van artikel 5:51, eerste lid, van de Awb in haar belangen of bewijspositie is geschaad.
9.1.2.
De inhoud van het rapport van [naam 2] maakt het voorgaande niet anders, nog daargelaten dat eiser niet heeft onderbouwd dat de in het rapport gesignaleerde knelpunten zich in deze zaak ook voordoen.
Hoogte en evenredigheid van de boete
10. Eiser heeft geen gronden aangevoerd over de hoogte en evenredigheid van de boete. Wat betreft de hoogte van de opgelegde boete overweegt de rechtbank dat de wetgever reeds een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. De minister heeft in overeenstemming daarmee een boete van € 1.500,- opgelegd. De rechtbank vindt dat bedrag, gelet op de aard en de ernst van de overtreding, evenredig. Bovendien is gesteld noch gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het boetebedrag moet worden gematigd. .

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het boetebesluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Fransen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2023.
De rechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening (EG) nr. 1/2005
Artikel 2, aanhef en onder w
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
w) „vervoer”: de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen.
Artikel 3, aanhef en onder g
Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent. Bovendien moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
g) de dieren beschikken, gelet op hun grootte en op het voorgenomen transport, over voldoende vloeroppervlak en stahoogte.
Wet dieren
Artikel 6.2, eerste lid
Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Artikel 8.7
Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8.8, eerste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.
Regeling houders van dieren
Artikel 4.8
Als voorschriften als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet, worden aangewezen de artikelen:
– 3 tot en met 9 en 12, van verordening (EG) nr. 1/2005;
– 4, eerste en derde lid, en 5, van verordening (EG) nr. 1255/97.
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, en derde lid
1. De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
b. categorie 2: € 1500.
3. Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 1.2
De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt
vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Regeling houders van dieren Categorie
Artikel 4.8, voor zover dat artikel betrekking heeft op de artikelen 2
3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 12 alsmede Bijlagen I, II en IV, voor zover genoemd
in de genoemde artikelen, van verordening (EG) nr. 1/2005
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:51, eerste lid
Indien van de overtreding een rapport is opgemaakt, beslist het bestuursorgaan omtrent het opleggen van de bestuurlijke boete binnen dertien weken na de dagtekening van het rapport.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 4 mei 2021, ECLI:NL:CBB:2021:470.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 20 december 2022, ECLI:NL:CBB:2022:816.
3.Zie ook de uitspraak van het CBb van 29 augustus 2023, ECLI:NL:CBB:2023:457.
4.IB02-SPEC 17 versie 04 en de Bijlage, regel 17R0013000.
5."Bestuurlijke boete Wet dieren, effecten van de bestuurlijke boete Wet dieren in de praktijk".
6.Kamerstukken II 2003-2004, 29701, nr. 3, p. 150.