ECLI:NL:RBROT:2023:8922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
10543081 / CV EXPL 23-16082
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident over absolute bevoegdheid en verwijzing naar team Handel en Haven

In deze zaak heeft eiseres op 27 januari 2023 een dagvaarding betekend aan gedaagde, welke is ingediend bij het team Handel en Haven van de Rechtbank Rotterdam. Op 15 maart 2023 heeft de enkelvoudige kamer van dit team een verstekvonnis gewezen. Gedaagde heeft hiertegen verzet aangetekend, maar deze verzetdagvaarding is ten onrechte bij de kantonrechter ingediend. Eiseres is van mening dat gedaagde de verzetdagvaarding had moeten indienen bij de rechter die het verstekvonnis heeft gewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzetdagvaarding inderdaad bij het team Handel en Haven van deze rechtbank had moeten worden ingediend, en heeft de zaak daarom verwezen naar dit team.

De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat gedaagde de proceskosten van eiseres in het incident moet betalen, omdat hij de verzetdagvaarding niet op de juiste wijze heeft ingediend. De proceskosten zijn vastgesteld op € 199,00 voor het salaris van de gemachtigde van eiseres. Daarnaast moet gedaagde rekening houden met extra kosten die na deze uitspraak kunnen ontstaan. De kantonrechter heeft de vordering tot verwijzing naar het team Handel en Haven toegewezen en gedaagde erop gewezen dat hij griffierecht moet betalen, aangezien hij op basis van een toevoeging procedeert. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de civiele rol van het team Handel en Haven, met de mededeling dat partijen in de verdere procedure door een advocaat moeten worden bijgestaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10543081 / CV EXPL 23-16082
datum uitspraak: 8 september 2023
Vonnis in het incident van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats 1],
eiseres,
gemachtigde: mr. J.X.C. Peters te Woudenberg,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats 2],
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.H. Bijvank te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 januari 2023, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van 15 maart 2023 van de enkelvoudige kamer van deze rechtbank met zaaknummer C/10/652074 / HA ZA 23-119;
  • de verzetdagvaarding van 1 mei 2023, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie van [eiseres];
  • de reactie op de incidentele conclusie van [gedaagde].

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] heeft op 27 januari 2023 een dagvaarding laten betekenen aan [gedaagde]. Die dagvaarding is aangebracht bij het team Handel en Haven van deze rechtbank. Vervolgens heeft de enkelvoudige kamer van het team Handel en Haven van deze rechtbank op 15 maart 2023 een verstekvonnis gewezen. Met deze zaak komt [gedaagde] in verzet tegen dat verstekvonnis. De verzetdagvaarding van [gedaagde] is aangebracht bij de kantonrechter van deze rechtbank. [eiseres] is het daar niet mee eens; volgens haar had [gedaagde] de verzetdagvaarding moeten aanbrengen bij de rechter die het verstekvonnis heeft gewezen. Daarom eist [eiseres] dat deze zaak wordt verwezen naar het team Handel en Haven van deze rechtbank. [gedaagde] refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter.
De zaak wordt verwezen naar het team Handel en Haven van deze rechtbank
2.2.
[gedaagde] heeft zijn verzetdagvaarding ten onrechte bij de kantonrechter van deze rechtbank aangebracht. Het verstekvonnis is immers gewezen door de enkelvoudige kamer van het team Handel en Haven van deze rechtbank en daarom had de verzetdagvaarding ook bij het team Handel en Haven van deze rechtbank moeten worden aangebracht. Door het verzet wordt de instantie immers heropend en wordt de verstekprocedure voortgezet (zie artikel 147 lid 1 Rv). Dit betekent dat de kantonrechter de zaak met toepassing van artikel 71 lid 1 Rv naar het team Handel en Haven van deze rechtbank verwijst.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiseres] in het incident betalen
2.3.
Omdat [gedaagde] de verzetdagvaarding ten onrechte niet bij het team Handel en Haven van deze rechtbank heeft aangebracht, moet [gedaagde] de proceskosten van [eiseres] in het incident betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 199,00 aan salaris voor de gemachtigde (één punt). Voor kosten die [eiseres] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] een bedrag betalen van € 99,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst de vordering tot verwijzing van de zaak naar het team Handel en Haven van deze rechtbank toe;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten die aan de kant van [eiseres] tot vandaag worden vastgesteld op € 199,00;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de civiele rol van het team Handel en Haven van deze rechtbank van
woensdag 20 september 2023 om 10:00 uur;
3.4.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure door een advocaat moeten worden bijgestaan;
3.5.
wijst [gedaagde] erop dat hij griffierecht moet betalen van € 86,00 omdat deze zaak is verwezen en hij op basis van een toevoeging procedeert, welk bedrag binnen vier weken na de hiervoor genoemde roldatum moet zijn betaald en waarvoor [gedaagde] een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal ontvangen;
3.6.
draagt de griffier op om de processtukken en een afschrift van dit vonnis tijdig voor de genoemde rolzitting toe te sturen aan de griffier van het team Handel en Haven van deze rechtbank.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
38671