In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2023, staat de huur van een eengezinswoning centraal. De verhuurder, Woonstichting De Zes Kernen, heeft de huurovereenkomst met de gedaagde, die de woning huurt voor haar en haar twee jonge kinderen, buitengerechtelijk willen vernietigen op basis van dwaling. De Zes Kernen stelt dat de gedaagde niet eerlijk is geweest over haar woonsituatie en dat zij de woning niet had gekregen zonder een urgentieverklaring van de gemeente. De gedaagde heeft echter betoogd dat zij in een complexe privésituatie verkeert en dat zij inmiddels met haar kinderen in de woning woont. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst niet vernietigd kan worden, omdat er geen juridische grondslag voor is. De gedaagde heeft weliswaar tekortgeschoten in haar verplichtingen door niet haar hoofdverblijf in de woning te hebben, maar de rechter oordeelt dat deze tekortkomingen in de huidige omstandigheden niet leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. De belangen van de gedaagde en haar kinderen wegen zwaarder dan die van de verhuurder. De Zes Kernen is veroordeeld in de proceskosten, omdat zij ongelijk heeft gekregen in deze procedure.