ECLI:NL:RBROT:2023:8958

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
10-067619-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding niet-ontvankelijk; er is geen sprake van een (fictieve) inverzekeringstelling

Op 17 mei 2023 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend op grond van artikel 533 en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek is op 4 september 2023 in het openbaar behandeld door de rechtbank Rotterdam. De verzoeker, die op 6 maart 2023 is aangehouden op verdenking van straatroof met een vuurwapen, verzoekt om schadevergoeding voor immateriële schade en kosten voor rechtsbijstand. De officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verzoeker niet formeel in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van een formele inverzekeringstelling, waardoor de wettelijke bepalingen geen ruimte bieden voor schadevergoeding. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoeker afgewezen, met uitzondering van een gedeeltelijke vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, die is vastgesteld op € 340,-. De rechtbank heeft de beslissing op 18 september 2023 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
Parketnummer : 10-067619-23
raadkamernummers : 23-012632 (533 Sv)
: 23-012633 (533 Sv)
Beslissingvan de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op de verzoeken van:

[verzoeker01], verzoeker,

geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01],
wonende op het adres [adres01],
voor deze zaak domicilie kiezende te [adres02], ten kantore van zijn raadsvrouw mr. N. Aydogan-Kütük.

Procedure

Op 17 mei 2023 is een verzoekschrift ingediend met verzoeken op grond van artikel 533 respectievelijk artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De verzoeken zijn op 4 september 2023 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. J.M. Bonnes, de verzoeker, de moeder van verzoeker en de raadsvrouw zijn hierbij gehoord. Het verzoekschrift is gelijktijdig behandeld met het gelijkluidende verzoekschrift van [naam01] (parketnummer 10-067511-23, raadkamernummers 23-012632 en 23-012732).
De rechtbank heeft ter zitting de verdediging verzocht om een afschrift te overleggen van de bij het verzoek aangehaalde jurisprudentie, voor zover deze niet is gepubliceerd. Naar aanleiding van de overgelegde uitspraken heeft de rechtbank de officier van justitie en vervolgens de verdediging in de gelegenheid gesteld om schriftelijk een aanvullende zienswijze te geven bij de bedoelde uitspraken.
Bij e-mailbericht van 7 september 2023 is een aanvullende zienswijze van de officier van justitie ontvangen. Bij e-mailbericht van 15 september 2023 heeft de raadsvrouw hierop gereageerd.

Inhoud verzoeken en standpunt officier van justitie

Verzoek artikel 533 Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker ten laste van de Staat wordt toegekend een bedrag van € 130,- als vergoeding voor de immateriële schade voor de tijd die de verzoeker is opgehouden voor verhoor vanaf 6 maart 2023 tot zijn heenzending door de politie op 7 maart 2023. Hoewel de verzoeker formeel niet in verzekering is gesteld, is sprake van een fictieve inverzekeringstelling. In dat verband is gewezen op uitspraken van de rechtbank Gelderland van 24 januari 2018 (rechtbanknummer 17/1065) en van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:5681). Vanwege de jonge leeftijd van verzoeker had de politie ervoor kunnen en moeten kiezen om verzoeker de nacht thuis door te laten brengen en hem de volgende dag op het politiebureau te ontbieden voor een verhoor. Schadevergoeding is onder deze omstandigheden billijk, aangezien de aanhouding en het verblijf op het politiebureau een enorme impact op de verzoeker hebben gemaakt.
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de verzoeker niet in verzekering is gesteld en de wet daarmee geen ruimte biedt voor het toekennen van schadevergoeding.
Verzoek artikel 530 Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 680,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

Feiten

De verzoeker is in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer, samen met anderen op 6 maart 2023 omstreeks 20:00 uur aangehouden op verdenking van straatroof met een vuurwapen. Om 21:36 uur is besloten om de verzoeker langer op te houden voor onderzoek. De volgende ochtend is verzoeker door de politie gehoord, waarna hij omstreeks 13:00 uur samen met de medeverdachten is heengezonden.
Bij schriftelijke kennisgeving van 10 maart 2023 heeft de officier van justitie verzoeker kennisgegeven dat de strafzaak tegen hem niet verder vervolgd wordt met als reden dat hij ten onrechte als verdachte is aangemerkt.

Beoordeling

Verzoek artikel 533 Sv
De onderhavige wettelijke bepaling biedt onder omstandigheden ruimte voor vergoeding van schade ten gevolge van de ondergane inverzekeringstelling. In deze zaak is geen sprake van een formele inverzekeringstelling. In de door de verdediging aangehaalde uitspraken werd door de betreffende rechtbanken desondanks aanleiding gezien om schadevergoeding toe te kennen, aangezien de verdachte volgens de rechtbank ten onrechte niet in verzekering was gesteld (rechtbank Amsterdam), dan wel omdat sprake zou zijn van een ‘fictieve’ inverzekeringstelling (rechtbank Gelderland). In beide gevallen betrof het (zeer) jonge verdachten en was naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk waarom zij de nacht niet thuis, zoals gebruikelijk bij zeer jeugdige verdachten, maar op het politiebureau moesten doorbrengen.
In de onderhavige zaak is de rechtbank, in lijn met de toelichting in het aanvullend schriftelijk standpunt van de officier van justitie, van oordeel dat deze zaak op essentiële onderdelen niet vergelijkbaar is met de door de verdediging aangehaalde casuïstiek. Het betreft een ernstige verdenking van een beroving met een vuurwapen, waarbij op basis van het dossier voldoende aannemelijk is dat het onderzoeksbelang zich op de avond van 6 maart 2023 verzette tegen heenzending van de verdachte en zijn medeverdachten. Dat de omstandigheden waaronder hij werd aangehouden en de overnachting op het politiebureau grote indruk hebben gemaakt op de verzoeker, ook vanwege zijn jeugdige leeftijd, en dat hij uiteindelijk onterecht als verdachte bleek te zijn aangemerkt, doet niet af aan de vaststelling dat de aangehaalde wettelijke bepaling in dergelijke situaties geen mogelijkheden biedt tot schadevergoeding. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank concludeert dat door de verzoeker niet de juiste (juridische) weg is bewandeld om in aanmerking te komen voor schadevergoeding en verwijst in dit verband naar het door de officier van justitie aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 13 oktober 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AV6956), waarin de civielrechtelijke kaders worden geschetst voor de beoordeling van schadevorderingen in situaties van gesteld onrechtmatig overheidsoptreden.
Verzoek artikel 530 Sv
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, ziet de rechtbank gronden van billijkheid om aan de verzoeker voor de kosten voor het opstellen, indienen en (gelijktijdig) behandelen van het op grond van artikel 530 Sv ingediende verzoekschrift een vergoeding van € 340,- toe te kennen.
Het overig verzochte zal worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
t.a.v. het onder RK-nummer 23-012632 ingeschreven verzoek:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
t.a.v. het onder RK-nummer 23-012633 ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 340,- (zegge: driehonderdveertig euro).
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. J.M.L. van Mulbregt, rechter,
in tegenwoordigheid van L.C. Bouter, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2023.

Bevelschrift van de rechter in de rechtbank Rotterdam

Bij beschikking van deze rechtbank van 18 september 2023 (RK-nummer: 23-012633) is aan

[verzoeker01],

geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01],
een vergoeding ten laste van de Staat toegekend van € 340,- (zegge: driehonderdveertig euro).
Bevolen wordt dat de griffier na het onherroepelijk worden van de beschikking overgaat tot uitbetaling van dit bedrag door overmaking op IBAN-rekeningnummer [rekeningnummer01] van de stichting beheer derdengelden SACH onder vermelding van “[verzoeker01]”.
Dit bevelschrift is afgegeven op 18 september 2023 door mr. J.M.L. van Mulbregt, in de hoedanigheid van rechter van deze rechtbank.

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
email: bijzondere.raadkamer.rb.rotterdam@rechtspraak.nl

V E R K L A R I N G

Mr. , advocaat van , verder te noemen cliënt, verklaart hierbij:
dat zijn / zijn kennis heeft genomen van de beschikking(en) ex artikel(en) 533 en / of 591(a) van het Wetboek van Strafvordering gegeven d.d. op verzoek van zijn / zijn cliënt voornoemd;
dat zijn / zijn namens zijn / zijn cliënt instemt met het niet betekenen van de hierboven genoemde beschikking(en) aan zijn / zijn cliënt;
dat zijn / zijn namens zijn / zijn cliënt afstand doet van het recht om hoger beroep aan te tekenen tegen de hierboven genoemde beschikkingen;
dat zijn / zijn uitdrukkelijk is gemachtigd door zijn / zijn cliënt om namens hem / zijn deze verklaring af te leggen en te ondertekenen.
Ondertekening:
Woonplaats
……………………
Datum ondertekening Handtekening
…………………….
Naam
…………………….. ………………………………