ECLI:NL:RBROT:2023:9082

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
ROT 23/1665
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor levensonderhoud op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) wegens niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen om een uitkering voor levensonderhoud op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Eiseres, werkzaam als medium, had eerder aanvragen ingediend voor een Bbz-uitkering, maar deze zijn door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen. In plaats daarvan is haar per 1 april 2022 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) toegekend. Eiseres heeft tegen de afwijzing van haar Bbz-aanvraag beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij dit beroep, aangezien zij inmiddels een Pw-uitkering ontvangt die gelijk is aan de hoogte van de Bbz-uitkering die zij wenste. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin is vastgesteld dat voor het aannemen van procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1665

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. J. Nieuwstraten),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. J.M. Tang).

Inleiding

Met de besluiten van 26 juli 2022 en 19 augustus 2022 heeft verweerder de aanvragen van eiseres om een uitkering voor levensonderhoud op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) afgewezen. Bij afzonderlijk besluit van 19 augustus 2022 heeft verweerder eiseres per 1 april 2022 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) toegekend.
Met het bestreden besluit heeft verweerder de door eiseres ingediende bezwaren ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres is onder de naam [naam] werkzaam als medium met een spirituele advieslijn. Zij heeft op 18 april 2022 en 3 augustus 2022 aanvragen ingediend voor een uitkering voor levensonderhoud op grond van het Bbz 2004. Op 28 juli 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Pw. De aanvragen om een uitkering op grond van het Bbz 2004 heeft verweerder afgewezen. Verweerder heeft eiseres per 1 april 2022 een bijstandsuitkering op grond van de Pw toegekend.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bedrijf van eiseres niet levensvatbaar is. Verweerder baseert zijn standpunt op de bedrijfsresultaten van de afgelopen jaren.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar ten onrechte geen Bbz-uitkering heeft toegekend. Dat zij op het moment van de aanvraag nog niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien met de inkomsten uit haar onderneming, wil niet zeggen dat haar onderneming niet levensvatbaar is. Zij heeft een aantal maanden inkomsten gegenereerd die boven de bijstandsnorm lagen. Daarnaast stelt eiseres dat verweerder ten onrechte bedragen heeft verrekend met de haar toegekende uitkering op grond van de Pw.
Omvang van het geding
4. Tegen de toekenning van een bijstandsuitkering op grond van de Pw zijn geen beroepsgronden zijn ingediend, zodat deze geen bespreking behoeft. Voor wat betreft de door eiseres betwiste verrekeningen met haar bijstandsuitkering, stelt de rechtbank vast dat deze geen onderwerp van geschil zijn in deze beroepsprocedure. De beroepsprocedure ziet dan ook uitsluitend op de afwijzing van de aanvragen van eiseres om een uitkering voor levensonderhoud op grond van het Bbz 2004.
Procesbelang
5. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 14 maart 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:466). Volgens rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraak van 28 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2600), is eerst sprake van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of indienen van beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de periode waarop haar aanvragen om een Bbz-uitkering zagen, een bijstandsuitkering op grond van de Pw heeft ontvangen. De hoogte van de door eiseres gewenste Bbz-uitkering voor levensonderhoud is gelijk aan de hoogte van de inmiddels door haar ontvangen algemene bijstand op grond van de Pw.
Daarnaast ziet de aanvraag om een Bbz-uitkering op een afgesloten periode en heeft eiseres daarna geen nieuwe aanvraag ingediend. De stelling van eiseres dat het verstrekte voorschot ten onrechte zou zijn teruggevorderd indien vast zou komen te staan dat eiseres recht heeft op een Bbz-uitkering, levert geen procesbelang op. Dit voorschot zou bij toekenning van een Bbz-uitkering met deze uitkering worden verrekend. De omstandigheid dat aan een uitkering op grond van de Pw en een Bbz-uitkering verschillende rechten en verplichtingen zijn verbonden, levert evenmin procesbelang op. Niet gesteld of gebleken is dat verweerder eiseres in het kader van haar Pw-uitkering deelname aan re-integratieactiviteiten heeft opgelegd. Daarnaast kan de begeleiding die eiseres als zelfstandig ondernemer met een Bbz-uitkering zou kunnen krijgen niet met terugwerkende kracht worden geboden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiseres niet inhoudelijk beoordeelt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Grondman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.