In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de daarbij opgelegde aanmaningskosten. De rechtbank constateert dat verweerder in zijn bestreden besluit de aanmaningskosten had verlaagd naar nihil en een proceskostenvergoeding van € 132,50 had toegekend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij meende dat de proceskostenvergoeding in bezwaar niet correct was vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 22 augustus 2023, maar eiser was niet verschenen. Verweerder erkende dat er een omissie was gemaakt in de proceskostenvergoeding, waarbij abusievelijk € 265,- was gehanteerd in plaats van het juiste bedrag van € 269,-. Verweerder heeft inmiddels het te weinig betaalde bedrag van € 2,- aan eiser vergoed.
De rechtbank oordeelt dat, omdat verweerder aan eiser tegemoet is gekomen en het beroep enkel betrekking heeft op een gering financieel verschil, het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Eiser kan met zijn beroep niets meer bereiken dan hij al heeft verkregen. De rechtbank bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukt dat het inroepen van rechtsbijstand in dit geval niet redelijk is, gezien de geringe omvang van het geschil. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.