ECLI:NL:RBROT:2023:957

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
ROT 21/2918
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-aanvraag door het UWV. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.D. van Alphen, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 6 mei 2021, waarin werd gesteld dat zij per 1 juli 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de medische situatie van eiseres beoordeeld, waarbij zij een deskundige, verzekeringsarts L. Greveling-Fockens, heeft benoemd om de beperkingen van eiseres te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat eiseres meer beperkingen had dan het UWV had aangenomen, wat leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was.

De rechtbank oordeelde dat het UWV de gelegenheid moest krijgen om het gebrek in het besluit te herstellen, maar dat het niet aannemelijk was dat het UWV dit zou doen. Daarom heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de deskundige. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 4.784,67, inclusief de kosten van de deskundige.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigen in het proces. Eiseres heeft recht op een herbeoordeling van haar WIA-aanvraag, waarbij de nieuwe bevindingen in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2918

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.D. van Alphen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Inleiding

Het UWV heeft de WIA-aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij per 1 juli 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 6 mei 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 2 september 2021, 22 september 2021, 11 januari 2022 en 24 oktober 2022.
De rechtbank heeft aanleiding gezien om een verzekeringsarts als deskundige te benoemen om eiseres te onderzoeken. Op 6 oktober 2022 heeft de rechtbank het rapport van de deskundige ontvangen.
Het rapport van de deskundige is aan partijen voorgelegd. Op de reacties van partijen heeft de deskundige in de brieven van 14 november 2022 gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als helpende voor gemiddeld 31,95 uur per week. Op 4 juli 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 1 juli 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 april 2021. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 augustus 2020.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 13 oktober 2020
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij vindt het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Primair is eiseres van mening dat zij op medische gronden volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Zij vindt dat zij in aanmerking moet worden gebracht voor een IVA-uitkering, nu herstel niet in de lijn der verwachting ligt. Subsidiair stelt zij dat haar medische situatie slechter is en dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Dit valt af te leiden uit de anamnese, maar ook uit de medische informatie van de behandelaars. In verband met haar medische situatie moet volgens eiseres tenminste een medische urenbeperking worden gesteld. Andere punten waar de FML op aangepast moet worden zijn op het vlak van geheugen en verminderd concentratievermogen, piek- en duurbelasting, frequente handelingen, handelingen in hoog tempo, til en/of draag- en duwbelasting, staan, trillingsbelasting en kracht en vingervaardigheid. Eiseres is intolerant voor gluten. Daarnaast heeft zij in verband met de diagnose ME/CVS last van incontinentieklachten. Ook heeft eiseres een spastische darm, waardoor zij het werk moet kunnen onderbreken wanneer zij naar het toilet moet. Tevens ervaart eiseres krachtverlies, waardoor zij dagelijks dingen onverwachts uit haar handen laat vallen.
7. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Eiseres is van mening dat de geduide functies, gezien de totaalbelasting en afzonderlijke overschrijdingen, niet geschikt voor haar zijn, ongeacht de door eiseres voorgestane aanscherping van de FML. Ook is bij het duiden van de functies onvoldoende rekening gehouden met de nikkelallergie van eiseres.
8. Naast medische informatie heeft eiseres ook een rapport van verzekeringsarts Gerritze van Triage ingediend. Uit dit rapport blijkt onder andere dat er wel een medische urenbeperking moet worden aangenomen van maximaal vier uur per dag. Ook kan eiseres alleen in de ochtend werken. Eiseres verzoekt dit rapport te volgen. Indien dit niet wordt gedaan vindt zij dat dit rapport voldoende twijfel zaait aan de bevindingen van de verzekeringsarts B&B en dat daarom een deskundige moet worden benoemd. Eiseres verwijst voor het overige naar hetgeen zij eerder in bezwaar heeft gesteld.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 1 juli 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop beoordeelt de rechtbank het beroep in het licht van de in beroep aangevoerde gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
11. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 29 april 2021 gesteld dat eiseres al langer bekend is met vele gezondheidsklachten zoals ook vastgesteld door de verzekeringsarts en wordt bevestigd door de uitgebreide aanwezige informatie. De diagnosen fibromyalgie, cervicale kanaalstenose en ME/CVS zijn gesteld. Alhoewel niet alle door eiseres gestelde beperkingen konden worden geobjectiveerd zijn er wel meerdere beperkingen aangenomen. De verzekeringsarts B&B is van mening dat door de beperkingen die zijn aangenomen in de FML van 21 augustus 2020 in voldoende mate rekening is gehouden met de energetische beperkingen. Ook met hetgeen de neurochirurg in de brief van 8 januari 2020 heeft aangegeven is rekening gehouden door beperkingen aan te nemen voor langdurig werken boven schouderhoogte en tillen van zware voorwerpen. De beperkingen voor de schouderbelastbaarheid zijn ook in lijn met hetgeen het Maasstadziekenhuis op 14 januari 2021 heeft aangegeven. Het onderzoek van de bedrijfsarts van 25 maart 2020 lijkt meer gericht te zijn op re-integratiemogelijkheden en bemiddelbaarheid op de arbeidsmarkt. Dit betreft een andere context dan de claimbeoordeling WIA. De Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid wordt in dit onderzoek dan ook niet besproken. Er is geen aanleiding bij geheel passende arbeid een urenbeperking aan te geven ten opzichte van normale werktijden. De Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid schrijft immers voor dat er sprake kan zijn van een urenbeperking bij de volgende indicatiegebieden: energetische beperkingen (ernstig ziektebeeld als onder andere cardiaal), beschikbaarheid voor arbeid (opname, therapie) en preventief (bijvoorbeeld voorkomen van recidief psychosen door overbelasting). Dit is in de situatie van eiseres niet aan de orde. Het Rughuis heeft op 20 maart 2020 aangegeven dat er bij eiseres sprake is van een passieve en vermijdende coping stijl – er is sprake van bewegingsangst – en vermijding. Daarbij past ook dat niet alle geclaimde beperkingen zonder meer in de FML tot uiting dienen te komen. De verminderde actieradius is deels te verklaren door bewegingsangst en een verminderde conditie van eiseres, en niet geheel door ziekte of gebrek.
12. Eiseres heeft in beroep een medisch rapport van verzekeringsarts Gerritze ingebracht. Gerritze heeft meer en forsere beperkingen aangenomen dan de verzekeringsarts B&B. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank heeft daarom verzekeringsarts L. Greveling-Fockens als deskundige benoemd.
13. Greveling-Fockens komt in haar rapport van 6 oktober 2022 tot de conclusie dat zij eiseres minder beperkt acht ten aanzien van het aangewezen zijn op voorspelbare werksituaties (item 1.8.2), het aangewezen zijn op werk waarin doorgaans weinig tot geen direct contact met patiënten of hulpbehoevenden vereist is (item 2.12.2) en het aangewezen zijn op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat (item 2.12.5). Zij acht eiseres meer beperkt voor de items: frequent reiken (item 4.8.1), frequent buigen (item 4.10.1), tillen tijdens het werk (item 4.13.2), dragen tijdens het werk (item 4.14.2), hoofdbewegingen maken (item 4.15.1), lopen tijdens het werk (item 4.17.2), trappenlopen (item 4.18.1), staan tijdens het werk (item 5.4.2), gebogen en/of getordeerd actief zijn (item 5.6.1) en boven schouderhoogte actief zijn (item 5.7.1). Daarnaast acht Greveling-Fockens een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week op energetische gronden van toepassing. Voor de overige beperkingen sluit Greveling-Fockens zich aan bij de FML van 21 augustus 2020.
14. In reactie op het rapport van Greveling-Fockens merkt de verzekeringsarts B&B in zijn rapport van 24 oktober 2022 – samengevat – op dat hij de conclusie van de deskundige niet volgt. Hij geeft aan dat Greveling-Fockens en hij dezelfde gegevens hebben bestudeerd, maar dat daar een andere weging wordt gemaakt ten aanzien van de beperkingen op 1 juli 2020. Aan de subjectieve klachten wordt een hoger gewicht toegekend, waardoor ook meer beperkingen worden aangegeven. Verder blijft de verzekeringsarts B&B bij zijn standpunt dat geen aanleiding is voor een urenbeperking. Ook eiseres kan zich niet – helemaal – vinden in de conclusies van Greveling-Fockens . Zij vindt dat een urenbeperking moet worden gesteld van 4 uur per dag en 20 uur per week. Daarnaast moet een verdere beperking worden aangenomen voor trillingsbelasting, zoals kleinere trillingen van bijvoorbeeld een naaimachine.
15. De reacties van eiseres en het UWV zijn aan Greveling-Fockens voorgelegd. Zij heeft hierop in de brieven van 14 november 2022 gereageerd. Greveling-Fockens ziet geen aanleiding om een verdere urenbeperking aan te nemen, zoals eiseres wenst van 4 uur per dag en 20 uur per week. Ten aanzien van de blootstelling aan trillingen is in de FML van 21 augustus 2020 een beperking opgenomen voor trillingsbelasting, waarbij grote trillingen op de wervelkolom gecontra-indiceerd worden geacht. Voor een beperking voor kleinere trillingen ontbreekt volgens Greveling-Fockens een medische onderbouwing. Ook de reactie van de verzekeringsarts B&B leidt niet tot een wijziging van haar conclusies.
16. In vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep ligt besloten dat het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel wordt gevolgd. In dit geval is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een bijzondere situatie waarin van dit uitgangspunt dient te worden afgeweken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het rapport van Greveling-Fockens blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij voldoende inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden gemotiveerd dat deels aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de door Greveling-Fockens genomen conclusies en ziet in de reacties van eiseres, ook die op zitting, en de verzekeringsarts B&B onvoldoende aanleiding om het oordeel van de deskundige niet te volgen.

Conclusie en gevolgen

17. Voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd, aangezien uit het rapport van de deskundige Greveling-Fockens blijkt dat eiseres per 1 juli 2020 meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen.
18. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts B&B in het rapport van 24 oktober 2022 heeft geconcludeerd dat hij gelet op het rapport van de deskundige geen aanleiding ziet zijn eerdere standpunt te wijzigen. Gelet daarop acht de rechtbank het niet aannemelijk dat het UWV gebruik zal maken van de gelegenheid het gebrek te herstellen door de medische grondslag van het bestreden besluit in overeenstemming te brengen met de beperkingen die Greveling-Fockens heeft vastgesteld. De rechtbank volstaat daarom met de vernietiging van het bestreden besluit en de opdracht aan het UWV om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen. Het UWV zal daarbij deze uitspraak in acht moeten nemen en in het bijzonder de onder 12 vermelde aanpassingen in de FML (zoals uitgebreider verwoord in het rapport van Greveling-Fockens van 6 oktober 2022). Vervolgens zal ook het arbeidsdeskundig onderzoek in bezwaar opnieuw gedaan moeten worden.
19. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart moet het UWV het griffierecht dat eiseres heeft betaald aan haar vergoeden.
20. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze na deskundigenonderzoek, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
21. Wat betreft de door eiseres verzochte vergoeding van de kosten van de deskundige die verslag heeft uitgebracht, overweegt de rechtbank dat de kosten gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komen. Gelet op het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en artikel 8:36, tweede lid, van de Awb wordt de vergoeding van kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken (Wts) en het daarop gebaseerde Besluit tarieven in strafzaken (Bts). Daaruit volgt dat een forfaitaire vergoeding geldt op basis van het aantal bestede uren, waarbij het maximumuurtarief is vastgesteld op € 142,75. Uit de overgelegde facturen blijkt dat de werkzaamheden van Gerritze 1011 minuten, dat wil zeggen 16 uur en 51 minuten, in beslag hebben genomen. Conform artikel 9 van het Bts wordt dit afgerond naar zeventien uur, zodat in totaal
€ 2.936,37 (17 uur x € 142,75 + 21% btw) zou kunnen worden vergoed. Nu de deskundige een lager bedrag voor deze werkzaamheden in rekening brengt – € 2.692,17 – komt dat bedrag voor toewijzing in aanmerking. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep komen administratiekosten niet voor vergoeding in aanmerking, zodat de op de facturen van Gerritze vermelde kosten voor handelingen verricht door het medisch secretariaat ten bedrage van € 696,86 niet voor vergoeding in aanmerking komen.
22. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt daarmee € 4.784,67.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het UWV op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 4.784,67.
Deze uitspraak is gedaan op 10 februari 2023 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.