ECLI:NL:RBROT:2023:9672

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
10041268
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en proceskosten in geschil over kluswerkzaamheden

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 oktober 2023, is een geschil ontstaan tussen een eiser en een gedaagde over slecht uitgevoerde kluswerkzaamheden. De eiser, vertegenwoordigd door DAS, heeft de gedaagde, die onder een handelsnaam opereert, ingeschakeld voor kluswerkzaamheden ter waarde van € 24.872,54. De eiser was echter ontevreden over de kwaliteit van het geleverde werk, en de gedaagde erkende dat bepaalde werkzaamheden niet goed waren uitgevoerd. In een eerder tussenvonnis werd bepaald dat de gedaagde schadevergoeding moest betalen, maar er was onenigheid over de omvang van de gebreken en de kosten voor herstelwerkzaamheden.

In een tussenvonnis van 24 augustus 2023 werd een deskundige benoemd om de gebreken en herstelkosten te beoordelen, maar de gedaagde heeft het vereiste voorschot voor de deskundige niet betaald. Hierdoor kon er geen objectief advies worden verkregen, wat voor risico van de gedaagde komt. De kantonrechter heeft daarom de schade van de eiser, die is onderbouwd met foto’s en offertes, vastgesteld op € 15.706,77 en dit bedrag toegewezen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 927,46 en een bedrag van € 387,20 voor het vaststellen van aansprakelijkheid en schade toegewezen.

De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de eiser betalen, die zijn vastgesteld op € 1.620,89. De wettelijke rente over de toegewezen bedragen is vanaf 22 januari 2022 verschuldigd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10041268 CV EXPL 22-3130
datum uitspraak: 19 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: DAS,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam] ,
woonplaats: [woonplaats 2] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De verdere procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het vonnis van 24 augustus 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
In het hiervoor genoemde tussenvonnis is bepaald dat [gedaagde] het voorschot voor de deskundige binnen vier weken moet betalen. Dat heeft hij niet gedaan.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat er nu een uitspraak wordt gedaan in deze zaak.

2.De verdere beoordeling

De procedure tot nu toe
2.1.
[gedaagde] heeft in opdracht en voor rekening van [eiser] kluswerkzaamheden
uitgevoerd in de woning van [eiser] (voor € 24.872,54 inclusief meerwerk). [eiser] is niet
tevreden over de kwaliteit van de werkzaamheden. [gedaagde] erkent dat bepaalde werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. In het tussenvonnis van 13 april 2023 is geoordeeld dat [gedaagde] daarom schadevergoeding moet betalen. De partijen zijn het er niet over eens wat er allemaal als gebrek is aan te merken en hoeveel het kost om de herstelwerkzaamheden door een ander te laten uitvoeren. Daarom is in het tussenvonnis van 24 augustus 2023 een deskundige benoemd die daarover kan adviseren. Er is echter geen onderzoek door de deskundige gestart, omdat [gedaagde] het voorschot niet heeft betaald.
Schadevergoeding € 15.706,77
2.2.
[eiser] heeft zijn schade onderbouwd met foto’s, een rapport van een klusbedrijf en offertes. Volgens [gedaagde] is de schade minder dan daaruit lijkt te volgen. Dat dit zo is, heeft [gedaagde] niet onderbouwd, maar omdat de aannemer die de offerte heeft uitgebracht niet als onafhankelijk kan worden aangemerkt, zag de kantonrechter aanleiding om een gerechtelijk deskundige te benoemen. Die is namelijk wel onafhankelijk en zou objectief kunnen adviseren over de gebreken en de hoogte van de herstelkosten. Het komt voor risico van [gedaagde] dat dat advies er niet is gekomen. Daarom wordt alsnog uitgegaan van de juistheid van de stelling van [eiser] dat de schade € 15.706,77 bedraagt en wordt dit bedrag toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.3.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 927,46 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 lid 2 onder c). Daarnaast wordt een bedrag van € 387,20 toegewezen voor het laten vaststellen van aansprakelijkheid en schade (artikel 6:96 lid 2 onder b BW). [eiser] heeft namelijk een klusbedrijf gevraagd om de werkzaamheden te komen bekijken. Het klusbedrijf heeft daar een factuur van € 387,20 voor gestuurd. Dat is een redelijk bedrag.
De rente wordt toegewezen vanaf 22 januari 2022, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat de rente vanaf die datum moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist (brief [eiser] van 14 januari 2022).
Proceskosten
2.4.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 135,89 aan dagvaardingskosten, € 693,00 aan griffierecht en € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,00). Dit is totaal € 1.620,89. Voor kosten die [eiser] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1] De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 17.021,43 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 15.706,77 vanaf 22 januari 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.620,89 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
703

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853