ECLI:NL:RBROT:2023:9707

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 23/3891
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [plaatsnaam], een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 30 november 2022. Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar. De Belastingdienst heeft op 21 juni 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiseres heeft zich gemeld voor een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag, waartegen zij een bezwaarschrift heeft ingediend. De Belastingdienst moest op grond van de Awb binnen twaalf weken op het bezwaar beslissen, maar heeft de beslissing met zes weken verdaagd. Dit betekende dat de Belastingdienst uiterlijk op 17 mei 2023 een besluit op bezwaar moest nemen. Eiseres heeft op 10 mei 2023 een ingebrekestelling ingediend, maar op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiseres prematuur was, omdat deze eerder is ontvangen dan de laatste dag van de beslistermijn. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten van de Awb en moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter R.J.P. Ferwerda, in aanwezigheid van griffier R.F.J.B. ten Thije, en is openbaar gemaakt op 18 oktober 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3891
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2023 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak,
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij verweerder een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 30 november 2022 met kenmerk UHT-DCH.
Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op bezwaar.
Verweerder heeft op 21 juni 2023 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zich in deze zaak een van de gevallen voordoet zoals genoemd in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een zitting daarom niet nodig is.
Eiseres heeft zich bij verweerder gemeld voor een herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft daarover een beschikking gegeven, waartegen eiseres een bezwaarschrift heeft ingediend.
Verweerder heeft een adviescommissie ingesteld als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb. Verweerder moest daarom op grond van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, binnen twaalf weken op het bezwaar beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Op grond van artikel 6:7 van de Awb en artikel 6.10a van de Wet hersteloperatie toeslagen bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken, gerekend vanaf de dag na die van de dagtekening van de beschikking. Verweerder heeft de beslissing met zes weken verdaagd. Verweerder moest in dit geval dus uiterlijk op 17 mei 2023 een besluit op bezwaar nemen.
Verweerder heeft op 10 mei 2023 een ingebrekestelling van eiseres ontvangen. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.
Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het niet mogelijk is een bestuursorgaan bij voorbaat in gebreke te stellen (Kamerstukken
II2004/05, 29934, nr. 6, p. 12). Een ingebrekestelling die is ingediend voordat de beslistermijn is afgelopen, is daarom geen ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1112). Een ingebrekestelling die op de laatste dag van de beslistermijn door het bestuursorgaan is ontvangen, is niet prematuur (zie de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:724).
Uit het voorgaande volgt dat het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, omdat de ingebrekestelling eerder dan de laatste dag van de beslistermijn door verweerder is ontvangen. Het beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van R.F.J.B. ten Thije, ook genoemd Boonkkamp, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 18 oktober 2023.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.