ECLI:NL:RBROT:2023:9780

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
10698165 / VV EXPL 23-447
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontruimingsverzoek in kort geding wegens onvoldoende spoedeisend belang

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonbron en de bewindvoerder van mevrouw [persoon A]. Woonbron had een ontruimingsverzoek ingediend, omdat zij stelde dat [persoon A] sinds maart 2019 aanhoudende overlast veroorzaakte. De huurovereenkomst was eerder ontbonden bij verstekvonnis van 24 mei 2023, en Woonbron eiste dat [persoon A] de woning binnen vijf dagen zou ontruimen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Woonbron onvoldoende spoedeisend belang had om de ontruiming te laten plaatsvinden, aangezien de mondelinge behandeling in de verzetprocedure op 7 november 2023 gepland stond, wat betekent dat een uitspraak in die procedure nog voor het einde van het jaar te verwachten was.

De kantonrechter benadrukte dat een kort geding alleen kan worden toegewezen als er sprake is van zodanige spoed dat de uitkomst van een gewone procedure niet kan worden afgewacht. Woonbron had eerder ingestemd met het afwachten van de verzetprocedure, en er waren geen nieuwe feiten of omstandigheden die rechtvaardigden dat deze afspraak niet meer nageleefd kon worden. De rechter concludeerde dat het belang van [persoon A] bij het behoud van haar woning zwaarder woog dan het belang van Woonbron bij ontruiming. Daarom werd de eis van Woonbron afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10698165 / VV EXPL 23-447
datum uitspraak: 17 oktober 2023 (bij vervroeging)
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.J. Glen-Boedhram te Rotterdam,
tegen
[bewindvoerder], die handelt onder de naam
[handelsnaam], in de hoedanigheid van bewindvoerder van mevrouw [persoon A] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Pearson te Den Haag.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘ [bewindvoerder] q.q.’ genoemd. De onder bewind gestelde persoon wordt hierna ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 september 2023, met bijlagen;
  • de e-mail van 2 oktober 2023 van Woonbron, met een bijlage;
  • de e-mail van 5 oktober 2023 van Woonbron, met bijlagen, inhoudende een gecorrigeerde nummering van de bijlagen bij de dagvaarding;
  • de pleitnotities van mr. Pearson.
1.2.
Op 5 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens Woonbron de heer [persoon B] (sociaal beheerder) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van Woonbron. Verder was [persoon A] aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van [bewindvoerder] q.q.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[persoon A] huurt een woning van Woonbron. Volgens Woonbron veroorzaakt [persoon A] sinds maart 2019 aanhoudende overlast. Dit heeft ertoe geleid dat de huurovereenkomst bij verstekvonnis van 24 mei 2023 van de kantonrechter in deze rechtbank is ontbonden en dat [persoon A] is veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van dat vonnis te ontruimen. [persoon A] is het niet eens met het verstekvonnis en daarom is zij daartegen in verzet gekomen. Woonbron wil de uitkomst van de verzetprocedure echter niet afwachten en daarom eist zij in deze zaak dat [persoon A] wordt veroordeeld om de woning binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen. [persoon A] is het daar niet mee eens, omdat partijen hadden afgesproken de uitkomst van de verzetprocedure af te wachten. De kantonrechter wijst de eis van Woonbron af. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Het kort geding
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Woonbron heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [bewindvoerder] q.q. als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Woonbron heeft onvoldoende spoedeisend belang voor een voorlopige voorziening
2.3.
De mondelinge behandeling in de verzetprocedure staat gepland op 7 november 2023 en dus nog geen drie weken na de datum van deze uitspraak. Normaal gesproken wordt op een termijn van vier weken na de mondelinge behandeling in de verzetprocedure uitspraak gedaan. Dit betekent dat een uitspraak in de verzetprocedure nog (ruim) voor het einde van dit jaar valt te verwachten. Omdat een kortgedingprocedure bedoeld is voor een partij die zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet kan afwachten, moet Woonbron zoveel spoed bij haar eis tot ontruiming van de woning hebben dat het einde van dit jaar niet kan worden afgewacht. Dat Woonbron zoveel spoed heeft, is niet komen vast te staan.
2.4.
Woonbron heeft er op 17 juli 2023 zonder enig voorbehoud mee ingestemd om de ontruiming van de woning op te schorten totdat er een uitspraak is in de verzetprocedure (zie randnummer 3 van de pleitnotities van mr. Pearson). In principe moet Woonbron de uitkomst van de verzetprocedure dan ook afwachten. Dit zou anders kunnen zijn als er sprake is van zodanig gewijzigde omstandigheden dat dit niet langer van haar kan worden verlangd, maar daar heeft Woonbron te weinig voor gesteld. Op 17 juli 2023 was er kennelijk niet zodanig veel spoedeisend belang bij ontruiming van de woning dat de uitkomst van de verzetprocedure niet kon worden afgewacht. Anders valt immers niet in te zien waarom Woonbron ermee heeft ingestemd dat de uitkomst van de verzetprocedure zal worden afgewacht. Uit het dossier blijkt wel dat zich nadien incidenten hebben voorgedaan, maar uit het dossier blijkt niet dat deze van een zodanige ernst en regelmaat zijn dat op dit moment sprake is van een verergering ten opzichte van de situatie op 17 juli 2023, die zou rechtvaardigen dat Woonbron de uitkomst van de verzetprocedure niet meer hoeft af te wachten. Integendeel, uit het dossier blijkt niet van enig incident na 27 augustus 2023. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Woonbron desgevraagd wel gezegd dat er na 27 augustus 2023 nog meldingen zouden zijn gedaan, maar dat is verder niet geconcretiseerd of onderbouwd. Woonbron is dus nog gebonden aan haar toezegging van 17 juli 2023.
2.5.
Een belangenafweging maakt dit niet anders. Woonbron heeft er natuurlijk belang bij om de overlast die [persoon A] voor haar omwonenden veroorzaakt te beëindigen. Dát sprake is van overlast staat op grond van de stukken die zich in het dossier bevinden wel vast en dat heeft [persoon A] tijdens de mondelinge behandeling ook erkend. Tegenover het belang van Woonbron om de overlast te beëindigen, staat het belang van [persoon A] bij behoud van haar woning. Toewijzing van de ontruiming van de woning in deze zaak zou ertoe kunnen leiden dat [persoon A] definitief haar woonruimte kwijtraakt; ook als later in de verzetprocedure zou worden geoordeeld dat [persoon A] de woning toch niet hoefde te ontruimen. Ontruiming van een woning heeft namelijk veelal onomkeerbare gevolgen. Als verder in aanmerking wordt genomen dat de uitkomst van de verzetprocedure op dit moment nog onzeker is, omdat de rechter die zal oordelen in de verzetprocedure nog geen oordeel heeft gegeven over de door [persoon A] opgeworpen verweren en er ook nog geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [persoon A] bij het afwachten van de uitkomst van de verzetprocedure op dit moment zwaarder weegt dan het belang van Woonbron om de woning te ontruimen.
2.6.
De conclusie luidt dat Woonbron op dit moment te weinig spoedeisend belang heeft om de woning - vooruitlopend op de uitkomst van de verzetprocedure - te ontruimen en daarom wordt de eis van Woonbron afgewezen.
[persoon A] is gewaarschuwd
2.7.
De kantonrechter wijst [persoon A] erop dat zij gedurende de rest van de verzetprocedure geen overlast meer voor haar omwonenden moet veroorzaken. Het is namelijk niet ondenkbaar dat Woonbron in nieuwe overlastmeldingen aanleiding zal zien om een nieuwe kortgedingprocedure te starten en het is ook niet ondenkbaar dat [persoon A] dan wel wordt veroordeeld om de woning te ontruimen vóórdat de uitkomst van de verzetprocedure bekend is. [persoon A] is nu immers een gewaarschuwd mens.
Woonbron moet de proceskosten van [bewindvoerder] q.q. betalen
2.8.
Woonbron krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [bewindvoerder] q.q. tot vandaag vast op € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die [bewindvoerder] q.q. maakt na deze uitspraak moet Woonbron een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis af;
3.2.
veroordeelt Woonbron in de proceskosten, die aan de kant van [bewindvoerder] q.q. tot vandaag worden vastgesteld op € 529,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
38671