ECLI:NL:RBROT:2023:9841

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 20/5951
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA met betrekking tot een IVA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontving op grond van de Wet WIA, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres was van mening dat zij recht had op een IVA-uitkering, omdat zij volledig arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij eiseres in 2014 uitviel voor haar werk als regiomanager/yoga docente en aanvankelijk een WGA-uitkering ontving. Na een herbeoordeling in 2020 stelde het UWV haar arbeidsongeschiktheid vast op 62,89%, wat leidde tot een geschil over de duurzaamheid van haar beperkingen, vooral met betrekking tot psychische klachten.

De rechtbank heeft deskundigen ingeschakeld om de situatie van eiseres te beoordelen. De deskundige concludeerde dat er behandelmogelijkheden zijn en dat er een kans op herstel bestaat, ondanks de lange duur van de klachten. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had beslist dat de beperkingen van eiseres, voortvloeiend uit haar psychische klachten, niet duurzaam zijn. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op een IVA-uitkering. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten en de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5951

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Schutrups,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. W. Smith.

Procesverloop

Eiseres ontving een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Met het besluit van 27 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat haar mate van arbeidsongeschiktheid vanaf 23 januari 2020 is vastgesteld op 62,89%.
Met het besluit van 2 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat de WIA-uitkering van eiseres wordt voortgezet in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 tot 100%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 december 2020 en 12 oktober 2021.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar toenmalige gemachtigde, mr. L.A.M. van der Geld, en haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] . Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Vervolgens heeft de rechtbank bij beslissing van 20 oktober 2022 het onderzoek heropend en op 30 november 2022 psychiater [naam 2] als deskundige (de deskundige) benoemd.
De deskundige heeft op 28 april 2023 gerapporteerd. Verweerder heeft daarop bij brief van 11 mei 2023 met een nadere rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 mei 2023 gereageerd. Eiseres heeft op 5 juni 2023 een reactie op het deskundigenrapport ingediend.
Eiseres heeft desgevraagd aan de rechtbank meegedeeld dat zij een nadere zitting wenste.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2023. Eiseres en haar gemachtigde mr. R. Hoogeveen, als waarnemer voor mr. Schutrups, zijn via een beeldverbinding verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is als gevolg van gezondheidsklachten op 14 juli 2014 uitgevallen voor haar werk als regiomanager/yoga docente. Na het verstrijken van de toepasselijke wachttijd heeft verweerder de arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 80 tot 100% en haar met ingang van 11 juli 2016 op grond van de Wet WIA een WGA [1] -uitkering toegekend.
2.1.
Op 2 oktober 2019 heeft de voormalige werkgever van eiseres, Stichting Jobstap, verzocht om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres.
2.2.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft op 23 januari 2020 een verzekeringsgeneeskundige herbeoordeling in het kader van de Wet WIA plaatsgevonden. Verweerders arts heeft zijn bevindingen neergelegd in het rapport van 23 januari 2020, dat is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. In dit rapport heeft de arts geconcludeerd dat sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. De arts heeft op 24 januari 2020 een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, geldig per 23 januari 2020. De daarin opgenomen beperkingen zijn volgens de arts niet duurzaam. Er is volgens de arts evenmin een medische indicatie om de eerder aangenomen urenbeperking te handhaven.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen als genoemd in de FML een aantal functies geselecteerd die eiseres nog zou kunnen uitvoeren. Het betreft de functies van Monteur printplaten (SBC-code: 267051), Wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code: 267053) en Huishoudelijk medewerker (excl. particulier) (SBC-code: 372060). Aanvullend zijn de functies van Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code: 242030) en Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code: 111010) geselecteerd. De arbeidsdeskundige heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 62,89%.
2.3.
Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen en daarin verwezen naar de rapporten van de arts en de arbeidsdeskundige. Volgens verweerder is eiseres meer arbeidsgeschikt dan voorheen.
3.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 21 augustus 2020 geconcludeerd dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig is geweest. Volgens hem is echter de eerder aangenomen duurbeperking in arbeid tot halve dagen onveranderd aanwezig vanwege de PTSS-klachten. Hij heeft de FML op 21 augustus 2020 op dit punt aangepast. Hij concludeert verder dat van eiseres verwacht kan worden dat zij voor haar PTSS-klachten de behandelmogelijkheden in de gespecialiseerde traumazorg onderzoekt en een inspanning levert om daar in behandeling te komen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 september 2020 geconcludeerd dat er aanleiding is om van het primaire arbeidsdeskundige standpunt af te wijken. Op basis van de gewijzigde FML zijn alle primaire geduide functies niet meer passend omdat de belastbaarheid van eiseres daarin wordt overschreden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep acht eiseres nog wel geschikt voor de functies van Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code: 111180), Huishoudelijk medewerker (excl. particulier) (SBC-code: 372060) en Huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code: 111334), en aanvullend Gezinshulp, bejaardenverzorger (SBC-code: 372080). De mate van arbeidsongeschiktheid wordt door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgesteld op 80,12%.
3.2.
In zijn rapport van 22 september 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat de fysieke klachten van eiseres duurzaam kunnen worden geacht. Hoewel er mogelijk nog behandelmogelijkheden zijn voor de pols, acht hij wezenlijk herstel niet of nauwelijks te verwachten in het komende jaar of het jaar daarna door de chronische aard van de klachten. De beperkingen die zijn gesteld vanuit de PTSS, inclusief de duurbeperking, acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet duurzaam. Volgens hem is er een redelijk tot goede kans op wezenlijke verbetering aanwezig. Er is geen sprake van een progressieve of statische aandoening zonder behandelmogelijkheden. Er zijn onbenutte behandelmogelijkheden die redelijkerwijs kunnen leiden tot een afname in beperkingen
in het komende jaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt daarbij behandeling door een gespecialiseerde trauma-behandelaar, al dan niet met EMDR en/of cognitieve gedragstherapie. Volgens hem zijn er geen redenen om op voorhand te stellen dat eiseres niet van deze behandeling zou kunnen profiteren. Na een succesvolle behandeling is het volgens hem in theorie mogelijk dat de klachten nagenoeg volledig opklaren waardoor beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren niet langer aan de orde zijn of in elk geval sterk verminderd. Daarnaast is het mogelijk dat de vermoeidheid (door verhoogde arousal) zodanig afneemt dat de urenbeperking niet langer aannemelijk is.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 23 september 2020 een FML opgesteld, geldig vanaf 23 januari 2020, waarin de duurzame beperkingen zijn opgenomen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 28 september 2020 geconcludeerd dat eiseres geen recht heeft op een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering).
Aan de hand van de FML van 23 september 2020 heeft hij opnieuw het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) geraadpleegd en gekeken of er sprake is van afname van de mate van arbeidsongeschiktheid tot onder 80%. CBBS raadpleging toont volgens hem aan dat eiseres ondanks de vastgestelde duurzame beperkingen in staat wordt geacht om een inkomen te verdienen in 'algemeen geaccepteerde arbeid' waardoor sprake is van afname van de mate van arbeidsongeschiktheid tot onder 80%.
Standpunt van eiseres
4. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij vindt dat zij in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. Zij stelt daartoe dat ook de beperkingen die voortvloeien uit haar psychische klachten duurzaam zijn. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij naar de verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige expertise van verzekeringsarts
[naam 4] en arbeidsdeskundige [naam 5] van 18 mei 2020 en de aanvullende rapportage van verzekeringsarts [naam 4] van 15 september 2021, waaruit volgens haar volgt dat verbetering van de aandoeningen en de functionele mogelijkheden niet is te verwachten. Daarnaast heeft eiseres een brief van GZ-psycholoog [naam 3] van
7 september 2021 overgelegd. Eiseres wijst erop dat daaruit volgt dat traumabehandeling niet geïndiceerd en niet haalbaar is.
Wettelijk kader
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is. In geschil is de vraag of de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres op de datum in geding,
23 januari 2020, moet worden geacht duurzaam te zijn, zodat zij op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een IVA-uitkering.
6. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de
Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
7. De Centrale Raad van Beroep (de Raad) heeft in zijn uitspraak van 4 februari 2009 geoordeeld dat de verzekeringsarts zich een oordeel dient te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van duurzaamheid gaat het om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. Dit brengt mee dat de inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. Als de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
Oordeel van de rechtbank
8.1.
De rechtbank dient te beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat de beperkingen voortvloeiende uit de psychische klachten van eiseres niet duurzaam zijn. In verband hiermee heeft de rechtbank de deskundige opgedragen eiseres te onderzoeken en verslag en advies uit te brengen.
8.2.
De deskundige heeft eiseres op 3 januari 2023 psychiatrisch onderzocht. In zijn rapport van 26 april 2023 heeft hij geconcludeerd dat op de datum in geding, 23 januari 2020, bij eiseres trauma gerelateerde klachten aanwezig waren, die in diagnostische zin niet volledig kwalificeren voor een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) maar voor een Andere gespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis. De deskundige ziet behandelmogelijkheden voor eiseres. Hij heeft toegelicht dat een behandeling zich in eerste instantie dient te richten op het herstellen van de chronische slaapproblemen, daar de vermoeidheid hiermee samenhangt en leidt tot passiviteit. Medicamenteuze ondersteuning gericht op herstel van de slaap, acht hij geïndiceerd. Vervolgens kan de aandacht worden gericht op activatie en herstellen van dagstructuur en van daaruit het verder stapsgewijs opbouwen van de mentale en fysieke conditie. Hierbij kan een multidisciplinair revalidatietraject, met een combinatie van somatiek en psyche, worden overwogen. Tenslotte kan traumabehandeling (middels EMDR of imaginaire exposure) nog worden overwogen. Volgens de deskundige kan eiseres in staat worden geacht behandelingen te volgen, zoals behandeling gericht op het verbeteren van de slaap middels het gebruik van slaapmedicatie. Wanneer de slaap is hersteld, wordt verwacht dat zij zich tevens minder
moe voelt en meer energie heeft en dat de motivatie voor behandeling, zoals middels een
multidisciplinair revalidatietraject, ook zal toenemen. Wanneer adequate behandeling plaatsvindt en de adviezen worden gevolgd, acht de deskundige kans op herstel aanwezig, ondanks de lange duur van de klachten.
8.3.
Overeenkomstig vaste rechtspraak van de Raad [2] geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat deze onafhankelijke en onpartijdige deskundige zijn oordeel heeft gebaseerd op eigen onderzoek. Dit onderzoek heeft blijkens de rapportage twee en een half uur geduurd en niet één uur, zoals eiseres heeft gesteld. Verder heeft hij alle in het dossier aanwezige op eiseres betrekking hebbende (medische) stukken en al haar klachten betrokken en meegewogen. Van onzorgvuldig onderzoek door de deskundige is de rechtbank niet gebleken. De rapportage van de deskundige is inzichtelijk en consistent gemotiveerd en komt de rechtbank overtuigend voor.
Eiseres heeft aangevoerd dat de deskundige ten onrechte heeft geconcludeerd dat haar slaapproblematiek niet duurzaam is omdat de door de deskundige voorgestelde behandeling met het middel Quetiapine door haar huisarts en psychiater wordt afgeraden. Zij heeft dit niet met medisch geobjectiveerde stukken, zoals een stuk van haar huisarts, onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de deskundige. Dat de deskundige anders dan de behandelaars van eiseres tot de conclusie komt dat de traumagerelateerde klachten niet kwalificeren voor een PTSS, leidt niet tot een ander oordeel. Diagnoses zijn bij het vaststellen van de belastbaarheid en de duurzaamheid niet leidend. Of de klachten van eiseres vallen onder de diagnose PTSS of een Andere gespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis is niet doorslaggevend. Verder heeft de deskundige voldoende gemotiveerd welke behandelmogelijkheden er voor eiseres worden gezien en heeft hij voldoende toegelicht dat er een kans is op herstel, ondanks de lange duur van haar klachten.
9. Uit 8.1 tot en met 8.3 volgt dat verweerder terecht heeft beslist dat de beperkingen van eiseres voor zover die voortvloeien uit haar psychische klachten niet duurzaam zijn en dat er geen aanleiding is om per 23 januari 2020 aan eiseres een IVA-uitkering toe te kennen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.H.I. Zwaneveld-Butter, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
11 oktober 2023.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 16 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3185.