ECLI:NL:RBROT:2023:9914
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terecht opgelegde aanmaningskosten bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam over de rechtmatigheid van aanmaningskosten die aan eiser zijn opgelegd in verband met een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiser, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, betwistte de aanmaningskosten van € 8,- die aan hem waren opgelegd na een naheffingsaanslag van € 67,06. Eiser stelde dat de verzendadministratie van de aanslag niet deugde en dat verweerder eerst een kosteloze herinnering had moeten sturen voordat een aanmaning werd verzonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag op 9 december 2021 aan eiser was opgelegd en dat eiser deze niet voor de vervaldatum had betaald. De rechtbank oordeelde dat het aan verweerder was om aan te tonen dat de stukken op het juiste adres waren verzonden. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting bewijs geleverd van de verzending van de aanslag aan eiser, inclusief details over de batchverzending. De rechtbank concludeerde dat de verzendadministratie voldoende was om aan te nemen dat de aanslag daadwerkelijk was verzonden.
Eiser's argument dat verweerder een herinnering had moeten sturen, werd verworpen, omdat de Leidraad Invordering 2008 geen verplichting tot het versturen van een herinnering bevatte. De rechtbank oordeelde dat de aanmaningskosten terecht in rekening waren gebracht en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser kreeg geen griffierecht terug en er was geen aanleiding voor proceskostenvergoeding of wettelijke rente.