In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] (in liquidatie) en Stichting Woonstad Rotterdam. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen. Eiseres was ontvankelijk in haar vorderingen, omdat zij na een turbo-liquidatie bleef bestaan voor de vereffening vanwege potentiële baten. De vordering tot schadevergoeding was tijdig gestuit en niet verjaard. De rechtbank oordeelde dat artikel 14 van de huurovereenkomst vernietigbaar was wegens strijd met de wet, maar eiseres had niet tijdig een beroep op de vernietigbaarheid gedaan.
De procedure begon met een verwijzing van de handelskamer naar de kamer voor kantonzaken. Eiseres had een akte met aanvullende bijlagen ingediend, en er vond een mondelinge behandeling plaats. De feiten van de zaak omvatten een concessieovereenkomst tussen V.O.F. Vastgoed Woonhotel Rotterdam en Woonhotel Rotterdam, en een huurovereenkomst tussen Woonstad en eiseres. De rechtbank concludeerde dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig was ontbonden door Woonstad, maar dat eiseres niet tijdig had gereageerd op de vernietigbaarheid van de bepalingen in de huurovereenkomst.
De rechtbank oordeelde dat eiseres, ondanks de turbo-liquidatie, kon optreden als procespartij omdat er nog potentiële baten waren. De vordering tot schadevergoeding was niet verjaard, maar de vernietiging van artikel 14 van de huurovereenkomst was niet tijdig ingeroepen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten.