ECLI:NL:RBROT:2024:10668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 23/7041 en ROT 23/7043
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van boetes opgelegd aan varkenshouder en vervoerder wegens ongeschikt varken voor transport

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2024, worden de beroepen van eiseres 1 en eiseres 2 tegen opgelegde boetes van respectievelijk € 1.350,- en € 3.000,- behandeld. De boetes zijn opgelegd door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voor overtredingen van de Wet dieren, omdat een varken is vervoerd dat niet geschikt was voor transport. De rechtbank oordeelt dat de toezichthouder van de NVWA terecht heeft vastgesteld dat het varken niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen, wat een overtreding van de wet inhoudt. Eiseressen betwisten de overtreding en verwijzen naar verklaringen van dierenartsen die stellen dat het varken geen pijn had en zich kon bewegen. De rechtbank oordeelt echter dat deze verklaringen onvoldoende zijn om de bevindingen van de toezichthouder te weerleggen. De rechtbank concludeert dat de boetes terecht zijn opgelegd en dat de beroepen ongegrond zijn. De rechtbank benadrukt het belang van dierenwelzijn en de noodzaak om overtredingen van de wet te bestraffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/7041 en ROT 23/7043

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2024 in de zaken tussen

[eiseres 1], te [plaats], eiseres 1

[eiseres 2], te [plaats], eiseres 2,

(gemachtigde: mr. R. Scholten),
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
(gemachtigde: mr. J.A.J. Woutersen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres 1 en eiseres 2 tegen boetes van respectievelijk € 1.350,- en € 3.000,- die verweerder hun met twee besluiten van 9 juni 2023 heeft opgelegd voor overtredingen van de Wet dieren.
1.1.
Met de bestreden besluiten van 14 september 2023 op de bezwaren van eiseressen heeft verweerder de boetes gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseressen, bijgestaan door [naam], en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam] en [naam], toezichthouders bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van de besluiten

2. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op twee rapporten van bevindingen die op 13 januari 2023 op ambtseed zijn opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. In deze rapporten staat dat de toezichthouder op 31 januari 2022 omstreeks 16.45 uur een AM-keuring uitvoerde op een slachthuis bij het tweede losbordes waar aangevoerde varkens uit de vrachtwagen worden gelost en ondergebracht worden in de stal. Over haar bevindingen daarbij schrijft de toezichthouder in de rapporten onder meer het volgende:

Ik stond de varkens te keuren die reeds van de wagen waren gelost. Tijdens het lossen van de koppel met UBN [nummer] zag ik een varken op de klep liggen die niet kon staan en verder lopen. De chauffeur probeerde het varken overeind te helpen.
Ik zag 2 mensen van het slachthuispersoneel gebaren te maken (hun armen te zwaaiden) naar de chauffeur om dit niet te doen. Ik zag de twee slachthuismedewerkers onmiddellijk de bedwelmingstang pakken om het varken te bedwelmen zodat het dier met spoed gedood kon worden. Nadat het varken was gedood en was opgehangen zag ik dat de klauwen van de linker achterpoot afwezig waren[…]
. Dat betekent dat het varken niet kon staan en lopen zonder ongemak en pijn.[…]
Ik zag dat het varken[…]
een rode, droge gegranuleerde wond (niet open) op zijn linker achterpoot had, waar zijn klauw moest zijn[…]
. Een rode gegranuleerde wond die droog en niet open is betekent dat dit een oude wond is en nog niet helemaal genezen. Doordat het varken op de achterpoot met de ontbrekende klauw moest leunen had dit als gevolg dat de volledige genezing van de wond uitgesteld werd. Aan de hand van hetgeen wat ik zag concludeerde ik dat dit reeds een oude wonde was en dat het varken dit op het veebedrijf reeds had opgelopen.
In het bij het varken behorende vervoersdocument staat beschreven dat het laden van de varkens op 31-01-2022 om 13.00 uur was begonnen (zie vervoersdocument) en dat deze varkens bij het slachthuis op 31-01-2022 om 15:25 uur waren aangekomen.
Aangezien mijn inspectie op dezelfde dag plaatsvond maak ik hieruit op dat het varken zich al voor aanvang van het transport niet op eigen kracht pijnloos kon bewegen, omdat de oude, rode, droge, niet open wond op de linker achterpoot van het varken met oorbliknummer [nummer], geclassificeerd kan worden als een wond in de 2e (granulatiefase) tot de 3e fase (maturatiefase/epithelisatie van wondgenezing (zie bijlage grafiek wondgenezing).
Het varken werd tijdens het transport onnodig gedwongen de linker achterpoot te belasten waardoor het transport extra lijden heeft veroorzaakt.
De toezichthouder stelt in de rapporten vast dat het varken van eiseres 1 afkomstig was en was vervoerd door een voertuig van eiseres 2. De toezichthouder concludeert dat het varken niet geschikt was voor het voorgenomen transport omdat het niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Bij de rapporten zijn onder meer foto’s van het varken, het vervoersdocument en een grafiek over wondgenezing gevoegd.
3. Op grond van de rapporten van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres 1 een varken liet vervoeren en eiseres 2 een varken vervoerde, dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het varken niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Volgens verweerder heeft eiseres 1 en eiseres 2 daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren en met artikel 3, aanhef en onder b, en artikel 8, eerste lid, respectievelijk artikel 6, derde lid, en Bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Transportverordening [1] . Verweerder heeft eiseres 1 daarvoor een boete opgelegd van € 1.350,- waarbij het voor deze overtreding geldende standaardboetebedrag is verlaagd vanwege een zorgvuldigheidsgebrek. Aan eiseres 2 heeft verweerder een boete opgelegd van € 3.000,- en dat betreft een verhoging van het standaardboetebedrag omdat volgens verweerder sprake is van recidive.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseressen de beboetbare feiten hebben gepleegd en of verweerder daarvoor terecht boetes heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseressen.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseressen betwisten een overtreding te hebben begaan. Het betreffende varken is meerdere malen gecontroleerd door een dierenarts. Het had een aangeboren afwijking (het varken mist klauwen aan de linkerachterpoot) maar had geen pijn en kon zich moeiteloos bewegen. Eiseressen verwijzen daarbij naar een verklaring van 13 juli 2023 van dierenarts [dierenarts A] over het betreffende varken toen het op de locatie [locatie A] verbleef en een verklaring van 20 oktober 2023 (ondersteund door enkele visitebrieven) van dierenarts [dierenarts B] die op de locatie [locatie B], waar het varken daarna verbleef, bij de bedrijfsbezoeken de varkens beoordeelde. Aan deze twee objectieve verklaringen van twee onafhankelijke deskundigen moet grote waarde worden gehecht en de boetes kunnen daarom niet in stand blijven, aldus eiseressen.
6.1.
Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [2] , mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een toezichtrapport, als de controle is verricht en het toezichtrapport is opgemaakt door (een) hiertoe bevoegde toezichthouder(s) en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Als de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
6.2.
Ter toetsing ligt voor of in voldoende mate vaststaat dat eiseressen een varken hebben vervoerd dan wel laten vervoeren dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, namelijk een varken dat niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Aangezien de constateringen van de toezichthouder pas na het transport zijn gedaan (zoals gebruikelijk is), dient de toezichthouder in het rapport te motiveren dat het dier al voorafgaand aan het transport daarvoor niet geschikt was.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het rapport van bevindingen voldoende duidelijk naar voren dat het varken niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. De toezichthouder beschrijft namelijk dat het varken de klauwen van de linker achterpoot miste en dat op die plek een wond zat. Volgens de toezichthouder kon het varken daardoor niet zonder ongemak en pijn staan en lopen. Dat wordt ook ondersteund door de waarneming van de toezichthouder dat het varken op de klep van de wagen lag en niet kon staan en verder lopen. De toezichthouder heeft in het rapport ook voldoende gemotiveerd dat het varken al voorafgaand aan het transport daarvoor niet geschikt was door te benoemen dat sprake was van een rode, droge, gegranuleerde wond die zich in de tweede tot derde fase van wondgenezing bevond en daarbij te verwijzen naar een bij het rapport gevoegde grafiek waaruit volgt dat pas na tenminste vijf dagen de tweede fase van wondgenezing begint.
6.4.
In wat eiseressen hebben aangevoerd ziet de rechtbank onvoldoende grond om aan de bevindingen van de toezichthouder te twijfelen. Weliswaar hebben eiseressen verklaringen van twee verschillende dierenartsen overgelegd, maar de inhoud ervan biedt onvoldoende weerlegging van de bevindingen van de toezichthouder over de toestand van het betreffende varken ten tijde van het transport. Dierenarts [dierenarts A] beschrijft in zijn verklaring dat het varken een aangeboren afwijking aan een poot had maar zich zonder moeite kon verplaatsen en geen verschijnselen van pijn vertoonde. Deze verklaring ziet evenwel op een periode in 2021, toen het varken op de locatie [locatie A] verbleef, terwijl het transport pas op 31 januari 2022, vanaf de andere locatie, heeft plaatsgevonden. Mogelijk is de door de toezichthouder beschreven wond pas ontstaan nadat het varken naar de locatie [locatie B] was verhuisd. De verklaring van dierenarts [dierenarts B] ziet wel op de locatie [locatie B]. Blijkens de door haar overgelegde visitebrieven heeft zij vier dagen voor het transport deze locatie nog bezocht. De rechtbank vindt die verklaring echter te algemeen van aard en daarmee onvoldoende twijfel zaaiend over de door de toezichthouder geconstateerde toestand van het betreffende varken. De dierenarts schrijft namelijk dat zij bij elk bedrijfsbezoek de varkens beoordeelt op onder andere welbevinden en gezondheid en dat zij ervan uitgaat dat ook dit varken naar welbevinden en gezondheid geen gebreken vertoonde die aanleiding gaven tot anders handelen. Ook schrijft zij hiermee niet uit te sluiten dat het dier gebreken had, maar dat die dan niet van dien aard kunnen zijn geweest dat er tot euthanasie over gegaan moest worden. Uit deze verklaring blijkt niet dat de dierenarts specifiek het betreffende varken heeft onderzocht. Daarbij is ook relevant dat de bestuurder van eiseressen ter zitting heeft aangegeven dat bij zo’n bedrijfsbezoek de dierenarts een rondje door de stal loopt en dan (onder meer) bepaalt of er varkens zijn die geëuthanaseerd moeten worden en dat op die betreffende locatie ongeveer 5.000 varkens zitten. Uit de omstandigheid dat de dierenarts blijkens een visitebrief van 27 januari 2022 (vier dagen voorafgaand aan het transport) wel een ander varken vanwege kreupelheid heeft geëuthanaseerd kan daarom niet worden geconcludeerd dat de dierenarts dan kennelijk bij het betreffende vervoerde varken geen kreupelheid heeft gezien. Immers, onbekend is of de dierenarts het vervoerde varken specifiek heeft onderzocht. Bovendien, als bij een varken geen reden tot euthanasie wordt gezien, betekent dat nog niet dat het varken dan ook geschikt moet worden geacht voor transport.
6.5.
Gelet op het voorgaande mocht verweerder uitgaan van de juistheid van de in het rapport beschreven bevindingen. Verweerder heeft op basis van dit rapport terecht geconcludeerd dat eiseressen een varken hebben vervoerd dan wel laten vervoeren dat zich niet op eigen kracht pijnloos kon voortbewegen en daarmee niet geschikt was voor het transport. Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiseressen de overtredingen hebben begaan en was bevoegd [3] hen daar een boete voor op te leggen. In de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren [4] is de boete voor deze overtreding vastgesteld op € 1.500,-. De wetgever heeft dus reeds een afweging gemaakt welke boete bij deze overtreding evenredig moet worden geacht. De hoogte van dit standaardboetebedrag acht de rechtbank als zodanig niet onredelijk. Het met de Transportverordening gediende doel - het waarborgen van dierenwelzijn - staat voorop. Vanwege een zorgvuldigheidsgebrek heeft verweerder de boete voor eiseres 1 gematigd naar € 1.350,-. De boete voor eiseres 2 heeft verweerder verhoogd naar € 3.000,- omdat sprake is van recidive; dit is in overeenstemming met artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren. De rechtbank stelt vast dat eiseressen geen gronden hebben gericht tegen de hoogte van de boetes. Evenmin is de rechtbank gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder de boetes had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van de boetes. De rechtbank vindt de opgelegde boetes evenredig.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG
2.Onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:734
3.Gelet op artikel 8.7, gelezen in samenhang met artikel 8.6, eerste lid, en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren en met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren
4.Gelezen in samenhang met artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren