ECLI:NL:RBROT:2024:10788

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/673768 / FA RK 24-1170
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de huwelijksgemeenschap in een echtscheidingsprocedure met schuldenproblematiek

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 5 juni 2024, wordt het verzoek van de vrouw tot opheffing van de huwelijksgemeenschap toegewezen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J-M.F. Honders, heeft op 13 februari 2024 een verzoekschrift ingediend, waarin zij stelt dat haar echtgenoot, de man, op lichtvaardige wijze schulden maakt. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.P.G. Bissessur, heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2024 zijn beide partijen met hun advocaten verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op een onbekende datum in een onbekende plaats met elkaar zijn gehuwd en dat zij de ouders zijn van twee minderjarige kinderen. De man en de vrouw hebben de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft een schuldenoverzicht overgelegd ter onderbouwing van haar verzoek. De rechtbank oordeelt dat de man lichtvaardig schulden heeft gemaakt en dat hij geen aangifte heeft gedaan bij de Belastingdienst, wat heeft geleid tot ambtshalve aanslagen. De onderneming van de man is recent failliet verklaard, en er bestaat een mogelijkheid dat de curator hem als bestuurder aansprakelijk wil stellen.

De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de vrouw, als niet weersproken en op de wet gegrond, moet worden toegewezen. De huwelijksgemeenschap wordt opgeheven met ingang van 13 februari 2024. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de dag van de beschikking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/673768 / FA RK 24-1170
Beschikking van 5 juni 2024 over opheffing van de huwelijksgoederengemeenschap
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de vrouw,
wonende te [plaatsnaam 1] ,
advocaat mr. J-M.F. Honders te Rotterdam,
t e g e n
[naam 2], hierna: de man,
wonende te [plaatsnaam 1] ,
advocaat mr. P.P.G. Bissessur te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 13 februari 2024;
  • de referteverklaring met bijlage van de man van 14 februari 2024;
  • het bericht van de man van 15 april 2024;
  • het bericht van de vrouw van 15 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 21 mei 2024. Daarbij zijn partijen met hun advocaten verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] in [plaatsnaam 2] met elkaar gehuwd.
2.2.
Zij zijn de ouders van twee minderjarige kinderen.
2.3.
De man en de vrouw hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Opheffing van de huwelijksgemeenschap
3.1.1.
De vrouw verzoekt de huwelijksgemeenschap op te heffen. Zij stelt dat de man, haar echtgenoot, op lichtvaardige wijze schulden maakt en legt ter onderbouwing daarvan een schuldenoverzicht over.
3.1.2.
De man refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.1.3.
Op grond van artikel 1:109 van het BW kan een echtgenoot opheffing vragen van de huwelijksgemeenschap, wanneer de andere echtgenoot op lichtvaardige wijze schulden maakt, de goederen van de gemeenschap verspilt, handelingen verricht die kennelijk indruisen tegen het bestuur van de andere echtgenoot over de goederen van de gemeenschap, of weigert de nodige inlichtingen te geven over de stand van de goederen van de gemeenschap en van de daarop rustende verhaalbare schulden en het over die goederen gevoerde bestuur. Op grond van artikel 1:99 lid 1 onder d BW wordt bij toewijzing van het verzoek tot opheffing van de gemeenschap de gemeenschap ontbonden op het tijdstip van indiening van het verzoek.
3.1.4.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw, als niet weersproken en op de wet gegrond, toewijzen. De man is ondernemer en gebleken is dat hij een aantal jaren geen aangifte heeft gedaan bij de Belastingdienst, zodat zij ambtshalve aanslagen hebben opgelegd. Recent is de onderneming failliet verklaard. De mogelijkheid bestaat dat de curator de man als bestuurder aansprakelijk wil gaan stellen voor de financiële situatie van de onderneming. Al met al blijkt hieruit dat de man lichtvaardig schulden maakt of heeft gemaakt en handelingen heeft verricht die kennelijk indruisen tegen het bestuur van de andere echtgenoot over de goederen van de gemeenschap. De vrouw is voornemens om ook afstand te doen van de huwelijksgemeenschap.
3.2.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
heft met ingang van 13 februari 2024 op de huwelijksgemeenschap van partijen, getrouwd op [datum] in [plaatsnaam 2] ;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, op 5 juni 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.