In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2024, is een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de verwekker ingediend. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.H. van der Zwan, verzoekt de rechtbank om de erkenning door [naam 3] te vernietigen, omdat hij stelt dat deze erkenning is gedaan om zijn belangen te schaden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 1:205 lid 1 BW. De bijzondere curator, mr. A.C. van Seventer, heeft echter een verzoek ingediend namens de minderjarige om de erkenning te vernietigen. De rechtbank oordeelt dat dit verzoek tijdig is ingediend en dat de bijzondere curator ontvankelijk is. De rechtbank benadrukt dat het belang van het kind centraal staat en dat de bijzondere curator voldoende heeft getoetst of dit belang gediend is. De rechtbank besluit de erkenning van de minderjarige door [naam 3] te vernietigen. Daarnaast houdt de rechtbank verdere beslissingen aan met betrekking tot andere verzoeken, zoals vervangende toestemming voor erkenning en omgangsregelingen, totdat de beslissing over de vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank gelast ook dat een afschrift van de beschikking naar de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt gestuurd.