ECLI:NL:RBROT:2024:10803

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/654566 / FA RK 23-2023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning vaderschap en vaststelling ouderschap in een Filipijnse context

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2024, is een beschikking gegeven over de ontkenning van het vaderschap en de vaststelling van het ouderschap van een minderjarige. De vrouw, blijkens haar geboorteakte, en de man, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is, zijn de ouders van de minderjarige, die de Filipijnse nationaliteit heeft. De vrouw heeft op 16 maart 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin zij de ontkenning van het vaderschap van de man verzoekt, terwijl de bijzondere curator, mr. Y.M. Schrevelius, de belangen van de minderjarige vertegenwoordigt. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 mei 2024, waarbij de man niet verscheen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is van de minderjarige, wat is aangetoond door een deskundigenbericht van Verilabs. De rechtbank heeft de ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard, omdat de Filipijnse wetgeving de mogelijkheid biedt voor de minderjarige om het vaderschap te ontkennen, mits er voldoende bewijs is. De rechtbank heeft ook het ouderschap van [naam 6] vastgesteld, die de biologische vader is, op voorwaarde dat de beslissing over de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde gaat. De rechtbank heeft bepaald dat de minderjarige de geslachtsnaam van [naam 6] zal dragen en dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt.

De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en kan worden aangevochten bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/654566 / FA RK 23-2023
Beschikking van 27 juni 2024 over ontkenning vaderschap en vaststelling ouderschap
in de zaak van:
[naam 1] ,hierna: de vrouw,
blijkens haar geboorteakte: [naam 2] en blijkens de huwelijksakte: [naam 3] ,
verblijvende te [plaatsnaam] ,
advocaat mr. R.G. Groen, gevestigd te 's-Gravenhage,
e n
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2023, hierna: de minderjarige,
wonende te [plaatsnaam] ,
vertegenwoordigd door mr. Y.M. Schrevelius, advocaat te Rotterdam,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige,
hierna: de bijzondere curator.
In deze zaak zijn belanghebbenden:
[naam 4] ,hierna: de man,
blijkens de huwelijksakte [naam 5] ,
zonder bekende woon en/of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
en
[naam 6], hierna: [naam 6] ,
wonende te [plaatsnaam] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 16 maart 2023;
- de beschikking van deze rechtbank van 22 mei 2023, waarbij mr. Schrevelius is benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige;
- de berichten met bijlagen van de vrouw van 11 april 2023, 13 april 2023, 18 april 2023 en 21 april 2023;
- het verslag van bevindingen van de bijzondere curator van 14 juni 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 23 mei 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam 6] ;
  • de bijzondere curator.
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn op [datum] gehuwd.
2.2.
Bij beschikking van 9 mei 2023 is tussen de man en de vrouw de echtscheiding uitgesproken. Op 5 oktober 2023 is die beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
De man en de vrouw zijn de ouders van:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 2].
2.4.
De vrouw, de man en de minderjarige hebben de Filipijnse nationaliteit. [naam 6] heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.5.
Uit het deskundigenbericht van Verilabs van 7 april 2023 blijkt dat het praktisch bewezen is dat [naam 6] de biologische vader is van de minderjarige.

3.De beoordeling

3.1.
Ontkenning vaderschap
3.1.1.
Het verzoek strekt tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de minderjarige
3.1.2.
De bijzondere curator adviseert het verzoek toe te wijzen. Tevens verzoekt de bijzondere curator namens de minderjarige - voor zover nodig - de ontkenning van het vaderschap van man gegrond te verklaren.
3.1.3.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv rechtsmacht, omdat de vrouw en de minderjarige hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
3.1.4.
Op grond van artikel 10:93 BW in verbinding met artikel 10:92 BW, past de rechtbank het Filipijnse recht toe op het verzoek, zijnde het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en de man ten tijde van de geboorte van de minderjarige.
3.1.5.
Artikel 164 van het Filipijnse Familierechtelijke Wetboek (Family Code of the Philippines) bepaalt dat tijdens het huwelijk van de ouders geboren kinderen wettige kinderen zijn.
3.1.6.
Artikel 166 van dit wetboek bepaalt, voor zover thans van belang, dat de wettigheid van een kind kan worden aangevochten, onder meer:
  • indien het voor de man lichamelijk onmogelijk was dat hij tussen 120 en 300 dagen voor de geboorte van het kind geslachtsgemeenschap met de vrouw heeft gehad, omdat de echtelieden in die mate gescheiden leefden, dat gemeenschap niet mogelijk was;
  • indien de minderjarige, wetenschappelijk bewezen, niet van de man kan afstammen.
3.1.7.
Op grond van artikel 167 van dit wetboek is het voor de moeder niet mogelijk de wettigheid van het kind te ontkennen.
3.1.8.
Artikel 170 van voormeld wetboek bepaalt de termijn waarbinnen een verzoek tot ontkenning van de wettigheid kan worden ingediend. Deze termijn is kort gezegd één jaar wanneer de echtgenoot of zijn erven in de stad of gemeente leefde(n) waar de geboorte heeft plaatsgevonden of is geregistreerd, twee jaar wanneer de echtgenoot of zijn erven elders op de Filippijnen wonen en drie jaar wanneer zij buiten de Filippijnen wonen.
3.1.9.
Artikel 173 van voormeld wetboek bepaalt dat een kind een verzoek tot vaststelling van zijn wettigheid kan indienen zolang hij leeft.
3.1.10.
Uit de toepasselijke wettelijke bepalingen moet worden geconcludeerd dat alleen voor de echtgenoot van de moeder is geregeld dat hij de wettigheid van een kind ontkennen. De vrouw wordt nadrukkelijk uitgesloten om de wettigheid van een kind te ontkennen. Een kind kan wel een verzoek over de vaststelling van zijn wettigheid indienen. Er is geen bepaling opgenomen dat een kind ook zijn wettigheid kan ontkennen.
3.1.11.
De moeder heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Zutphen van 14 juli 2011(ECLI:NL:RBZUT:2011:BR4838). De rechtbank sluit aan bij de overwegingen van de rechtbank Zutphen en is van oordeel dat de bepalingen van het Filipijnse Familierechtelijke Wetboek vanuit de Filipijnse situatie dienen te worden begrepen.
3.1.12.
Omdat op de Filipijnen een echtscheiding wettelijk gezien (vrijwel) onmogelijk is, heeft een kind vanuit die optiek aldaar in beginsel geen belang bij ontkenning van het vaderschap, omdat dit zou inhouden dat het kind alsdan niet wettig is en geen juridische vader meer heeft. Nu de mogelijkheid tot ontkenning van het vaderschap door een minderjarige, anders dan ontkenning door de moeder, niet uitdrukkelijk is uitgesloten door de Filipijnse wetgever en aan de minderjarige wel de mogelijkheid wordt geboden een verzoek in te dienen tot vaststelling van zijn wettigheid, oordeelt de rechtbank, in lijn met de uitspraak van rechtbank Zutphen, dat de Filipijnse wetgever kennelijk niet heeft bedoeld de mogelijkheid aan de minderjarige te onthouden het vaderschap van de juridische ouder te ontkennen wanneer het kind daarbij belang heeft.
3.1.13.
Omdat voldoende vaststaat dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is en de minderjarige in Nederland verblijft bij haar moeder en [naam 6] , heeft de minderjarige voldoende belang bij ontkenning van het vaderschap.
Omdat de Filipijnse wet geen gronden voor ontkenning van de wettigheid door een minderjarige vermeldt, zal de rechtbank aansluiten bij de criteria die voor een echtgenoot gelden, zoals vermeld in artikel 166 van het voormeld wetboek.
Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit het DNA-onderzoek is gebleken dat de man niet de biologische vader is van de minderjarige, maar [naam 6] . Hiermee is wetenschappelijk bewezen dat de minderjarige niet van de man kan afstammen, wat een van de gronden is voor de ontkenning van de wettigheid c.q. het vaderschap. Daarmee is aan de inhoudelijke eisen voldaan.
3.1.14.
Voor de termijn wordt aangesloten bij artikel 173 van voormeld wetboek, nu de wetgever kennelijk heeft beoogd voor een kind geen termijn te stellen aan het doen van een verzoek dat betrekking heeft op de wettigheid. Gelet daarop is het verzoek tijdig gedaan.
3.1.15.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek en het verzoek van de bijzondere curator toewijzen.
3.2.
Vaststelling ouderschap
3.2.1.
Het verzoek strekt tot vaststelling van het ouderschap van [naam 6] over de minderjarige.
3.2.2.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv rechtsmacht, omdat de vrouw en de minderjarige hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
3.2.3.
Op grond van artikel 10:97 BW wordt de vraag of ouderschap gerechtelijk kan worden vastgesteld bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de aangewezen ouder en de moeder of, als dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de aangewezen ouder en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben, of, als dit ook ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
3.2.4.
Omdat de vrouw en [naam 6] hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland, is op grond van artikel 10:97 BW het Nederlandse recht van toepassing als het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van beiden.
3.2.5.
Op grond van artikel 1:207 lid 1 aanhef en sub b van het BW kan het ouderschap van een persoon, onder meer op de grond dat deze de verwekker is van het kind, door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van de moeder.
3.2.6.
De moeder moet het verzoek indienen binnen vijf jaren na de geboorte van het kind of, in geval van onbekendheid met de identiteit van de vermoedelijke verwekker of onbekendheid met zijn verblijfplaats, binnen vijf jaar na de dag waarop de identiteit of de verblijfplaats aan de moeder bekend zijn geworden. De vrouw heeft het verzoek op 16 maart 2023 ingediend, terwijl de minderjarige is geboren op [geboortedatum 1] 2023. Zij kan daarom worden ontvangen in het verzoek.
3.2.7.
De bijzondere curator adviseert het verzoek toe te wijzen.
3.2.8.
Omdat uit het hiervoor vermelde DNA-onderzoek blijkt dat het praktisch bewezen is dat [naam 6] de biologische vader is van de minderjarige en van overige bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 BW niet is gebleken ligt het verzoek voor toewijzing gereed.
3.2.9.
Gelet op de omstandigheid dat de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de vrouw, die bij deze beschikking is gegeven, nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, staat dit aan de toewijzing van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de vrouw in de weg.
Tot het moment van het in kracht van gewijsde gaan van voornoemde beslissing kan het ouderschap, gelet op artikel 1:207 lid 2 en 5 BW, niet worden vastgesteld.
De rechtbank zal het ouderschap van de vrouw dan ook vaststellen op voorwaarde dat voornoemde beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, omdat op dat moment geen andere beletselen zoals genoemd in artikel 1:207 lid 2 BW in de weg staan aan de vaststelling van het ouderschap.
3.2.10.
De rechtbank is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht een van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator. De rechtbank zal daarom beslissen als volgt.
3.3.
Geslachtsnaam
3.3.1.
Omdat de vrouw en [naam 6] hebben verklaard dat beoogd wordt de minderjarige de geslachtsnaam [naam 6] te laten dragen, zal de rechtbank die verklaring in het dictum vermelden (artikel 1:5 lid 2 BW).
3.4.
Proceskosten
3.4.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
Ontkenning vaderschap
Aangaande het verzoek van de vrouw
4.1.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap;
Aangaande het verzoek van de bijzondere curator namens de minderjarige
4.2.
verklaart de ontkenning van het vaderschap van:
[naam 4] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 1] ,
ten aanzien van de minderjarige: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 2] , gegrond;
Vaststelling ouderschap
4.3.
stelt – op voorwaarde dat de hiervoor in 4.2. uitgesproken beslissing over de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan – het ouderschap vast van [naam 6] , geboren op [geboortedatum 3] , ten aanzien van de minderjarige, genaamd:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 2] , uit:
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 3] ;
4.4.
stelt vast dat de gezamenlijke verklaring van de vrouw en [naam 6] inhoudt dat de minderjarige alsdan de geslachtsnaam [naam 6] zal hebben;
4.5.
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam op voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW;
4.6.
beschouwt – voor zover er geen hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing – de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure met ingang van heden als beëindigd;
4.7.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van C. Naujoks, griffier, op 27 juni 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Verzoeker en verschenen belanghebbenden moeten het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden moeten het beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere manier bekend is geworden.