ECLI:NL:RBROT:2024:10808

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/670742 / FA RK 23-9197
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reizen met minderjarigen in het kader van ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2024 een beschikking gegeven over de vervangende toestemming voor de vrouw om met de minderjarigen naar Turkije te reizen. De man, de vader van de kinderen, was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling en had zich onttrokken via zijn advocaat. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat, verzocht de rechtbank om toestemming om met de kinderen op vakantie te gaan, aangezien de man vermoedelijk gedetineerd was in België en niet in staat was om zijn toestemming te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van de kinderen is om hen de mogelijkheid te bieden om hun grootouders in Turkije te bezoeken. De rechtbank heeft de vrouw vervangende toestemming verleend voor de reis van 12 juli 2024 tot en met 25 augustus 2024. De beslissing over de proceskosten is aangehouden, omdat er nog geen eindbeslissing is genomen over het ouderlijk gezag en de zorg- of omgangsregeling. De zaak zal op 2 september 2024 opnieuw worden behandeld, waarbij de man openbaar zal worden opgeroepen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer : C/10/670742 / FA RK 23-9197
Beschikking van 7 juni 2024 over het ouderlijk gezag/de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) dan wel de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: de omgangsregeling) en vervangende toestemming reizen.
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de man,
wonende te [plaatsnaam],
doch thans verblijvende op een onbekend adres,
(voorheen: advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam);
t e g e n
[naam 2], hierna: de vrouw,
wonende te [plaatsnaam],
advocaat mr. J. Gravesteijn te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 18 december 2023;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, met bijlagen, ingekomen op 22 mei 2024;
  • het bericht van de zijde van de man d.d. 30 mei 2024 (onttrekking advocaat man).
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 7 juni 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [naam 3].
De man is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
De oudste minderjarige is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 1 september 2017 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 7 augustus 2017 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats 1] en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2].
2.3.
Partijen hebben een convenant en een ouderschapsplan opgesteld, dat zij op
5 juni 2017 hebben ondertekend. Deze stukken maken deel uit van de echtscheidingsbeschikking van 7 augustus 2017.
2.4.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.5.
De gewone verblijfplaats van de minderjarigen is bij de vrouw.
2.6.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 1 december 2023 van de rechtbank Rotterdam is de door de man gevorderde zorgregeling afgewezen.
2.8.
Blijkens verkort proces-verbaal van de zitting van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, gehouden op 17 november 2023 hebben partijen ten aanzien van de informatieregeling een overeenkomst gesloten als volgt:
De moeder zal de vader iedere maand voor de 20e van de maand, de eerste maal voor 20 november 2023, informatie sturen over de kinderen via een e-mail, welke e-mail in ieder geval zal bevatten, twee foto’s van ieder kind, informatie over hun gezondheid, hun schoolresultaten en hobby’s en dergelijke. De vader zal deze mailwisseling voor kennisgeving aannemen zonder daarop te reageren. Zolang de gedragsaanwijzing nog van kracht is zal de moeder deze informatie via haar advocaat naar de advocaat van de vader sturen en nadien rechtstreeks. Vader zal tijdig laten weten welk e-mailadres daarvoor moet worden gebruikt.
Beide partijen zullen gerechtigd zijn contact te onderhouden met de scholen van de kinderen en van die scholen alle relevante informatie over de kinderen te ontvangen. Beide partijen zullen zich respectvol opstellen naar de scholen.
2.9.
Bij beschikking van 22 januari 2024 van de rechtbank Rotterdam is de vrouw vervangende toestemming voor behandeling van de minderjarigen verleend door psycholoog [naam 4];

3.De beoordeling

3.1.
Bij bericht van 30 mei 2024 blijkt dat de advocaat van de man zich heeft onttrokken.
3.2.
Bij brief van de rechtbank van 30 mei 2024 die zowel aangetekend als bij gewone post aan de man is verzonden naar zijn adres volgens BRP, is de man vervolgens opgeroepen voor de zitting van 7 juni 2024.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de vrouw naar voren gebracht, dat de man recentelijk telefonisch contact met de vrouw heeft opgenomen, waarbij hij heeft gezegd dat hij op dit moment gedetineerd is in België en niet in staat is om naar de zitting te komen. Verdere gegevens omtrent de precieze verblijfplaats van de man zijn niet bekend.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de zaak moet worden aangehouden tot hierna te noemen datum en tijdstip, nu niet zeker is dat de op 30 mei 2024 verzonden oproepen de man hebben bereikt.
De man zal voor de volgende zitting op zijn woonadres worden opgeroepen en tevens zal de man openbaar worden opgeroepen.
3.5.
Namens de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling verzoek aan de rechtbank verzocht wel uitspraak te doen omtrent haar subsidiaire verzoek: vervangende toestemming reizen, aangezien zij met de minderjarigen gedurende de zomervakantie op familiebezoek wil bij haar ouders in Turkije.
3.6.
Op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen, wat er soms ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de kinderen, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde moet zijn bij de afweging van belangen.
3.7.
Uit de tijdens de mondelinge behandeling gegeven toelichting komt naar voren dat de vrouw op dit moment niet in staat is om de hiervoor vereiste toestemming van de man te verkrijgen, nu de man waarschijnlijk gedetineerd is in België.
3.8.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het subsidiaire verzoek van de vrouw toewijzen. De rechtbank overweegt dat het in het belang is van de minderjarigen om gedurende de zomervakantie met de vrouw hun grootouders in Turkije te kunnen bezoeken.
3.9.
Proceskosten
Omdat ten aanzien van het ouderlijk gezag en de zorg- dan wel omgangsregeling nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming om met de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats 1] en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2],
naar Turkije te reizen in de periode van 12 juli 2024 tot en met 25 augustus 2024;
4.2.
bepaalt dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de man;
4.3.
verklaart deze beschikking – tot zover – uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
4.4.
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot de mondelinge behandeling van
2 september 2024 te 13.15 uur in Het Huis van de Wijk (Hillevliet 90 ) te Rotterdam.Onze zaal bevindt zich op de 3e etage.
4.5.
de zaak zal op laatstgenoemde mondelinge behandeling, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. H.C.A. de Groot rechter tevens kinderrechter;
4.6.
bepaalt dat een kopie van deze beschikking zal gelden als oproep voor de vrouw en haar advocaat, de man en de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam;
4.7.
gelast de griffier de man openbaar op te roepen voor voornoemde zitting en de man tevens op te roepen via zijn woonadres;
4.8.
bepaalt dat partijen en hun advocaten en de raad voor de kinderbescherming op de genoemde pro-formadatum niet hoeven te verschijnen;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier, op 7 juni 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Verzoeker en verschenen belanghebbenden moeten het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden moeten het beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere manier bekend is geworden.