ECLI:NL:RBROT:2024:11359

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
ROT 23/2949
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van Dienst Toeslagen wegens niet naleven hoorplicht en zorgvuldigheidsbeginsel

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en Dienst Toeslagen. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 16 april 2024, waarin gebreken in het besluit van 26 februari 2024 (bestreden besluit 1) waren geconstateerd. De rechtbank oordeelt dat de gebreken niet zijn hersteld, aangezien eiseres niet is gehoord en de op de zaak betrekking hebbende stukken pas na de herziene beslissing op bezwaar zijn toegestuurd. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten 1 en 2, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 2 in stand. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat eiseres geen recht had op kinderopvangtoeslag, omdat zij deze nooit had aangevraagd of ontvangen. De rechtbank benadrukt het belang van het horen van betrokkenen in bezwaarprocedures en de noodzaak voor Dienst Toeslagen om zorgvuldig te handelen. De rechtbank veroordeelt Dienst Toeslagen tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.187,50.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2949

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer),
en

Dienst Toeslagen,

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2]).

Procesverloop

Voor een weergave van het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 16 april 2024 verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank Dienst Toeslagen in de gelegenheid gesteld de gebreken in het besluit van 26 februari 2024 (het bestreden besluit 1) te herstellen.
Bij brief van 22 april 2024 heeft Dienst Toeslagen meegedeeld dat hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen.
Bij besluit van 13 mei 2024 (het bestreden besluit 2) heeft Dienst Toeslagen gebruik gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen.
Bij brief van 24 september 2024 heeft eiseres hierop gereageerd.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Beroep niet tijdig beslissen
1. Dienst Toeslagen heeft op 26 februari 2024 op het bezwaar van eiseres beslist. Op
30 mei 2023 heeft Dienst Toeslagen een dwangsombeschikking genomen waarin € 1.442,- aan eiseres is toegekend. Niet gebleken is dat eiseres nog een belang heeft en de rechtbank zal het beroep niet tijdig beslissen niet ontvankelijk verklaren.
Gebreken
2. Uit de tussenuitspraak volgt dat het bestreden besluit 1 in strijd is met de verplichting tot het beschikbaar stellen van de op de zaak betrekking hebbende stukken, de hoorplicht, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel als neergelegd in respectievelijk artikel 7:4, 7:2, 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank heeft bepaald dat Dienst Toeslagen eerst de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiseres ter beschikking moet stellen en vervolgens eiseres moet horen. Ten slotte moest Dienst Toeslagen ten aanzien van alle in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht genoemde herstelmaatregelen motiveren of eiseres daarvoor in aanmerking komt voor zover het bezwaar daartoe aanleiding geeft.
Besluit van Dienst Toeslagen
3. Dienst Toeslagen heeft het bestreden besluit 1 herzien en in het bestreden besluit 2 geconcludeerd dat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is en dat om die reden eiseres niet gehoord is. Na de integrale beoordeling als vastgelegd in de beschikkingen van
3 oktober 2023 staat voor Dienst Toeslagen vast dat eiseres geen gedupeerde is en daarom geen recht op compensatie heeft. Eiseres heeft nooit kinderopvangtoeslag aangevraagd en ook nooit ontvangen. In de begeleidende brief bij het bestreden besluit 2 heeft Dienst Toeslagen nader toegelicht dat er ook nooit kinderopvangtoeslag is teruggevorderd en dat eiseres niet betrokken is geweest bij een onderzoek vergelijkbaar aan een CAF-11 onderzoek of een ander onderzoek. Aan eiseres zijn dan ook geen vergrijp- of verzuimboetes opgelegd. Eiseres komt niet in aanmerking voor enige in de Wht genoemde herstelmaatregel of regeling.
Beoordeling van het herstel van de gebreken
4.1.
De rechtbank dient te beoordelen of Dienst Toeslagen met het bestreden besluit 2 de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken heeft hersteld. Naar het oordeel van de rechtbank is Dienst Toeslagen hierin niet geslaagd.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat Dienst Toeslagen eiseres niet gehoord heeft en daaraan voorafgaand niet de op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage heeft gelegd. Hierdoor handelt Dienst Toeslagen opnieuw in strijd met de artikelen 7:2 en 7:4 van de Awb. Door eiseres opnieuw niet te horen en de op de zaak betrekking hebbende stukken pas na het nemen van een herziene beslissing op bezwaar aan eiseres toe te zenden, ontneemt Dienst Toeslagen eiseres opnieuw de kans om haar gronden van bezwaar aan te vullen en te betogen of en voor welke herstelmaatregelen van artikel 2.7, vierde lid, van de Wht zij meent in aanmerking te komen. Deze beoordeling laat Dienst Toeslagen ten onrechte achterwege. Immers, de rechtbank heeft onder 10 van de tussenuitspraak uitdrukkelijk overwogen dat Dienst Toeslagen ten aanzien van iedere in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht genoemde herstelmaatregel aan de hand van de bezwaren moet motiveren of de aanvrager daarvoor in aanmerking komt. Het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel wordt daarmee opnieuw geschonden.
4.3.
Dienst Toeslagen heeft de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken dus niet hersteld en het besluit van 13 mei 2024 kan niet in stand blijven. De rechtbank zal hierna bezien of zij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 2 in stand kan laten.
5. Dienst Toeslagen heeft bij het bestreden besluit 2 de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat eiseres in de periode van 2005 tot en met 2017 geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en daarom niet in aanmerking kan komen voor een herstelmaatregel. De rechtbank leidt dit af uit het ouderdossier waarin zijn opgenomen het SAS-overzicht [1] en de screenshots van zoekpogingen van Dienst Toeslagen per toeslagjaar in de jaren 2005 tot en met 2017 [2] . Eiseres heeft betoogd dat er sprake was van aanzienlijke terugvordering. In het beoordelingsformulier staat vermeld dat deze aanzienlijke terugvorderingen zien op huurtoeslag en zorgtoeslag, maar niet op kinderopvangtoeslag. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat er niet voor 2012 is gezocht door Dienst Toeslagen.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit 2 dient te worden vernietigd, maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit 2 in stand.
Ten overvloede
6.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwegingen ten overvloede opgenomen over de veelheid aan beslissingen die de Dienst Toeslagen neemt bij de herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Dienst Toeslagen heeft de rechtbank laten weten dat de integrale beoordeling inmiddels in één beschikking wordt gedaan. Het valt te prijzen en het past Dienst Toeslagen ook dat hij zijn processen bijstuurt en aanpast op het moment dat dit de (snelheid van de) uitvoering ten goede komt. Zeker op het moment dat de uitvoering van de herbeoordelingen veel meer omvattend is dan aanvankelijk gedacht.
6.2.
De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat Dienst Toeslagen geen gehoor heeft gegeven aan de tussenuitspraak door eiseres niet alsnog te horen. Het horen van een betrokkene in bezwaar is om meerdere redenen van belang, maar niet in de laatste plaats om ervan overtuigd te raken dat aan haar bezwaren ernstig aandacht is besteed. Zo zij al geen gelijk krijgt, kan haar toch duidelijk worden dat met haar standpunt rekening is gehouden. Soms kan haar op de hoorzitting duidelijk zijn geworden om welke reden niet aan haar bezwaar tegemoet kan worden gekomen. Door uitwisseling van informatie en wederzijdse standpunten kan het vertrouwen van de burger in de overheid worden versterkt. [3] Dat vertrouwen in de overheid is bij het grootste deel van de gedupeerden verdwenen en de Wet hersteloperatie toeslagen met een breed en samenhangend herstel heeft nu juist de ambitie om het vertrouwen in de overheid te herstellen. [4] In deze zaken geldt bovendien dat Dienst Toeslagen over alle relevante informatie beschikt en de primaire besluiten vaak summier gemotiveerd zijn. Het ligt dan niet snel in de rede dat Dienst Toeslagen een bezwaar als kennelijk niet-ontvankelijk afdoet en daarmee ook niet de op de zaak betrekking hebbende stukken toestuurt. Alleen met die stukken kan de belanghebbende immers vaak voor het eerst beoordelen waarom Dienst Toeslagen het primaire besluit heeft genomen en de bezwaargronden daarop toespitsen.

Conclusie

7. Gelet op de in de tussenuitspraak en deze uitspraak geconstateerde gebreken is het beroep gegrond en moeten de bestreden besluiten 1 en 2 worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 2 in stand te laten.
8. De rechtbank veroordeelt Dienst Toeslagen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de zienswijze van 24 september 2024 met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten 1 en 2 gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten 1 en 2;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 2 in stand blijven;
  • veroordeelt Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, voorzitter, en mr. R.J.P. Ferwerda en mr. L.A.C. van Nifterick, leden, in aanwezigheid van mr. I.F.A.M. Errington-Quaedvlieg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak van 16 april 2024 kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Productie 15, ouderdossier 1.9.
2.Productie 15, ouderdossier 3.