Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 mei 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de repliek, met bijlagen;
- de reactie, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen het CAK en een gedaagde die zelf procedeert. Het CAK, gevestigd in Den Haag, vordert betaling van een eigen bijdrage voor Wmo-zorg van € 190,-, omdat de gedaagde volgens het CAK meerdere keren deze betalingen niet heeft gedaan. De gedaagde stelt echter dat hij de betalingen wel heeft verricht, maar dat deze steeds zijn teruggestort. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde maandelijks € 19,- moet betalen, maar dat hij dit bedrag niet heeft voldaan. Het CAK heeft toegelicht dat de terugstorting van de betalingen te maken had met het ontbreken van een kenmerk, waardoor het onmogelijk was om de betalingen aan een dossier te koppelen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in gebreke is gebleven en heeft de vordering van het CAK toegewezen.
Daarnaast zijn de incassokosten van € 48,40 toegewezen, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding is voldaan. De rente is eveneens toegewezen, aangezien het CAK voldoende bewijs heeft geleverd dat deze moet worden betaald en de gedaagde dit niet heeft betwist. De proceskosten zijn begroot op € 472,39, die de gedaagde ook moet betalen, omdat hij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het CAK het vonnis kan uitvoeren, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep gedaan. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 265,01 aan het CAK, inclusief wettelijke rente vanaf 25 april 2024 tot de dag van volledige betaling.