In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2024, met zaaknummer 23/7848, is de ontvankelijkheid van een handhavingsverzoek en een klokkenluidersmelding van eiser tegen de Autoriteit Financiële Markten (AFM) beoordeeld. Eiser, een voormalig medewerker van een werkgever, had de AFM verzocht om handhavend op te treden tegen een accountantsorganisatie en had een melding gedaan van vermoedelijke fraude. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van eiser tegen de reactie van de AFM op zijn handhavingsverzoek en klokkenluidersmelding terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank stelt vast dat eiser geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de AFM geen bevoegdheid had om het handhavingsverzoek in te willigen. De rechtbank legt uit dat de hoedanigheid van klokkenluider niet automatisch betekent dat eiser ook belanghebbende is bij het handhavingsverzoek. De rechtbank concludeert dat de AFM op goede gronden het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard en wijst het beroep ongegrond.