ECLI:NL:RBROT:2024:12076
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit over verzekering voor de Wet langdurige zorg (Wlz) en verzoek om schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 5 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) beoordeeld. Eiser, die sinds 19 november 2012 een pensioen ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), is in geschil over zijn verzekering voor de Wet langdurige zorg (Wlz). De SVB heeft vastgesteld dat eiser vanaf 9 september 2019 niet verzekerd is voor de Wlz, omdat hij niet als ingezetene van Nederland wordt aangemerkt. Dit besluit is gebaseerd op een onderzoek naar de feitelijke woon- en leefsituatie van AOW-gerechtigden met een partner die buiten Nederland woont. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de SVB heeft het besluit gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 behandeld, waarbij eiser telefonisch aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de SVB terecht heeft bepaald dat eiser niet verzekerd was voor de Wlz, omdat hij in Indonesië woont en niet in Nederland. De rechtbank wijst erop dat de SVB ambtshalve de verzekering voor de Wlz vaststelt en dat de beoordeling van de woonplaats van eiser aan de hand van de omstandigheden moet plaatsvinden. Eiser heeft niet aangetoond dat hij een dubbele woonplaats heeft, en de rechtbank oordeelt dat er geen onrechtmatig besluit is genomen door de SVB. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de woonplaats te beoordelen op basis van feitelijke omstandigheden en de juridische kaders die van toepassing zijn op de Wlz. Eiser krijgt geen terugbetaling van griffierecht en geen vergoeding van proceskosten.