ECLI:NL:RBROT:2024:12207

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
C/10/689731 / KG ZA 24-1107
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over huurachterstand en ontruiming

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een kort geding waarin eiser, wonende te Hoogvliet, een verbod vordert voor gedaagde, Newomij Vastgoed B.V., om een verstekvonnis van 15 oktober 2024 ten uitvoer te leggen. Dit verstekvonnis, gewezen door de kantonrechter, veroordeelt eiser tot betaling van een huurachterstand van € 5.304,29 en ontbindt de huurovereenkomst, met de verplichting voor eiser om de woning te ontruimen. Eiser heeft de huurachterstand inmiddels voldaan en stelt dat hij belang heeft bij een stabiele woonsituatie, vooral gezien zijn gezondheidsproblemen. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 november 2024, waarbij eiser zijn situatie toelichtte en Newomij verweer voerde tegen de vordering.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Eiser heeft een zwaarwegend belang bij het behoud van zijn woning, vooral gezien zijn medische situatie en de zorg voor zijn kinderen. Newomij heeft niet voldoende aangetoond dat haar belang bij de executie van het verstekvonnis zwaarder weegt dan dat van eiser. De voorzieningenrechter heeft daarom de vordering van eiser toegewezen en Newomij verboden om het verstekvonnis ten uitvoer te leggen totdat er een eindvonnis is gewezen in de verzetprocedure. Tevens is Newomij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.764,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/689731 / KG ZA 24-1107
Vonnis in kort geding van 2 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te Hoogvliet,
eiser,
advocaat mr. M.J.S. Spanjersberg te Zoetermeer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEWOMIJ VASTGOED B.V.,
gevestigd te Naarden,
gedaagde,
vertegenwoordigd door R.M.Th. Toonen.
Partijen worden hierna [eiser] en Newomij genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 21 november 2024, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen, inclusief bijlagen, van de gemachtigde van Newomij.
1.2.
Op 25 november 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en zijn inmiddels ex-partner hebben op 16 april 2021 met Newomij een huurovereenkomst gesloten voor de huur van woning gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) Hoogvliet (hierna: de woning). Sinds 16 februari 2024 heeft [eiser] het exclusieve huurrecht.
2.2.
[eiser] is tweemaal getrouwd geweest en heeft drie kinderen: twee, van 12 en 17 jaar, met zijn eerste ex-vrouw en één, van 10 jaar, met zijn tweede ex-vrouw.
2.3.
Op 15 oktober 2024 heeft de kantonrechter van deze rechtbank tussen partijen een (verstek)vonnis gewezen waarin [eiser] is veroordeeld tot betaling van een huurachterstand van € 5.304,29 tot en met september 2024 en tot betaling
van € 1.083,45 voor elke navolgende maand. Verder is de huurovereenkomst tussen [eiser] en Newomij ontbonden en is [eiser] veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Ten slotte is [eiser] veroordeeld in de proceskosten van € 1.133,97.
2.4.
Op 30 oktober 2024 is het verstekvonnis van 15 oktober 2024 aan [eiser] betekend. De ontruiming was aangezegd tegen 20 november 2024, maar in afwachting van de uitkomst in dit kort geding heeft Newomij op 19 november 2024 toegezegd niet tot ontruiming over te gaan totdat in kort geding over de beoogde schorsing van executie in afwachting van een beslissing in de verzetprocedure zou zijn beslist.
2.5.
Op 31 oktober 2024 heeft [eiser] aan Newomij de huurachterstand en verschuldigde proceskosten van € 6.571,76 voldaan. Nog diezelfde dag heeft [eiser] de huur van de maanden oktober en november 2024 en de explootkosten van in totaal
€ 2.314,93 voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Newomij te verbieden het verstekvonnis van 15 oktober 2024 ten uitvoer te leggen, althans de uitvoerbaarheid bij voorraad van voormeld verstekvonnis te schorsen; en
II. Newomij te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
Newomij voert gemotiveerd verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Dit executiegeschil betreft de tenuitvoerlegging van een vonnis waartegen nog een voorziening open staat. [eiser] kan immers nog verzet instellen tegen het verstekvonnis van 15 oktober 2024. In het verstekvonnis is niet gemotiveerd waarom het uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Dit betekent dat de voorzieningenrechter moet onderzoeken of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand (dus dat hij het gehuurde kan blijven gebruiken) zolang in de (juiste) verzetprocedure niet is beslist, zwaarder weegt dan het belang van Newomij om wel (al) tot ontruiming over te gaan (zie HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2019, r.o. 5.5.3 en 5.6.2)
Belangenafweging
4.2.
Het belang van [eiser] bij zijn vordering is een gegeven. Bij ontruiming raakt hij immers zijn woning kwijt. [eiser] heeft daarnaast toegelicht dat hij belang heeft bij een stabiele woonsituatie, omdat hij eind 2023 is gediagnosticeerd met darmkanker en hij vanwege uitzaaiingen nog steeds wordt behandeld. Newomij heeft dit weliswaar bij gebrek aan wetenschap betwist, maar de voorzieningenrechter heeft geen reden om aan de verklaring van [eiser] te twijfelen. [eiser] heeft bovendien belang bij een stabiele woonsituatie omdat de kinderen op grond van co-ouderschap dan wel een ouderschapsplan met regelmaat bij hem wonen.
4.3.
Newomij heeft daarentegen haar belang bij (directe) tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 15 oktober 2024 onvoldoende aannemelijk gemaakt. [eiser] heeft de huurachterstand ingelopen en betaalt de lopende huur. Volgens Newomij heeft [eiser] binnen een relatief korte periode tweemaal een forse huurachterstand laten ontstaan en is ontbinding en ontruiming daarom gerechtvaardigd. Het verweer van Newomij heeft echter betrekking op de inhoudelijke behandeling in de verzetprocedure. In dit kort geding moet dit echter buiten beschouwing worden gelaten. Niet valt in te zien waarom van Newomij niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van de verzetprocedure afwacht.
4.4.
Gelet op het voorgaande valt de belangenafweging in het voordeel van [eiser] uit. Zijn vordering om Newomij te verbieden over te gaan tot executie van het verstekvonnis van 15 oktober 2024 wordt toegewezen. Omdat ten tijde van de mondelinge behandeling het verzet nog niet was ingesteld en Newomij er belang bij heeft dat er geen ‘open einde’ ontstaat, wordt Newomij verboden het verstekvonnis ten uitvoer te leggen totdat in de verzetprocedure een eindvonnis is gewezen en vervalt dit verbod dus als [eiser] niet tijdig het juiste rechtsmiddel tegen het vonnis instelt.
Proceskosten
4.5.
Newomij wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
4.6.
Newomij heeft nog aangevoerd dat [eiser] dit kort geding onnodig bij voorzieningenrechter in plaats van bij de kantonrechter heeft aangebracht, waardoor zij griffierecht is verschuldigd. Newomij is van oordeel dat deze kosten voor rekening van [eiser] c.q. zijn advocaat moeten komen.
4.7.
Vooropgesteld staat dat het een eisende partij vrijstaat om een kort geding als het onderhavige bij de voorzieningenrechter aanhangig te maken. Het is daarnaast gebleken dat het de bedoeling van mr. Spanjersberg was om de zaak bij de kantonrechter aanhangig te maken, maar door de tijdsdruk kon dat niet tijdig worden gerealiseerd.
Bovendien bleek ter zitting dat Newomij er eigenlijk geen bezwaar tegen had om met de executie te wachten totdat in verzet zou zijn beslist. Als dat voor aanvang van dit kort geding kenbaar zou zijn gemaakt, hadden de kosten van het griffierecht niet gemaakt behoeven te worden. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke begroting. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 139,42
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten €
198,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.764,42
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt Newomij met onmiddellijke ingang om het verstekvonnis van de kantonrechter in deze rechtbank van 15 oktober 2024 met zaaknummer 11326604 \ CV EXPL 24-24606 met betrekking tot de veroordeling tot ontruiming ten uitvoer te leggen, tot en met de datum waarop de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam in de verzetprocedure eindvonnis wijst,
5.2.
bepaalt dat het onder 5.1. genoemde verbod vervalt – en dat de bevoegdheid van Newomij om tot executie van het vonnis over te gaan dus herleeft – als [eiser] niet tijdig het juiste rechtsmiddel heeft ingesteld tegen het verstekvonnis van 15 oktober 2024;
5.3.
veroordeelt Newomij in de proceskosten van € 1.764,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Newomij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Newomij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
veroordeelt Newomij in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes. Het is ondertekend door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2024.
[3070/676]