ECLI:NL:RBROT:2024:12584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
FT RK 24-509
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor een persoon in problematische schuldensituatie

Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van mevrouw [verzoekster], die zich in een problematische schuldensituatie bevond. Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Tijdens de zitting op 8 augustus 2024 zijn mevrouw [verzoekster], haar zus en een vertegenwoordiger van Stichting Ontmoeting verschenen. De rechtbank heeft beoordeeld of mevrouw [verzoekster] aan de voorwaarden voor toelating tot de WSNP voldoet, waaronder de eis van goede trouw bij het ontstaan van haar schulden.

De rechtbank constateerde dat mevrouw [verzoekster] schulden had die zijn ontstaan binnen de driejaarstermijn, waaronder een schuld aan de belastingdienst en boetes van het CJIB. Ondanks het ontbreken van goede trouw, oordeelde de rechtbank dat mevrouw [verzoekster] haar omstandigheden onder controle heeft gekregen, onder andere door haar alcohol- en drugsgebruik te beheersen en een parttime baan te hebben. De rechtbank heeft daarom besloten haar verzoek tot toepassing van de WSNP toe te wijzen.

De rechtbank heeft de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 22 augustus 2024 en de einddatum op 22 februari 2026. Gedurende de eerste dertien maanden geldt een postblokkade, waarbij alle post naar de bewindvoerder gaat. De rechtbank heeft mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris en J.M. Hoogland als bewindvoerder aangesteld. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
22 augustus 2024
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] .
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [verzoekster] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 8 augustus 2024. Op de zitting zijn verschenen:
- mevrouw [verzoekster] ,
- de zus van mevrouw [verzoekster] ,
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Stichting Ontmoeting.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
Mevrouw [verzoekster] kan worden toegelaten tot de WSNP als zij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en zij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat mevrouw [verzoekster] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
Mevrouw [verzoekster] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
Goede trouw
2.3.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat mevrouw [verzoekster] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
2.4.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan mevrouw [verzoekster] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin mevrouw [verzoekster] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van mevrouw [verzoekster] voor wat betreft haar inspanningen de schulden te voldoen of acties harerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke. Gebleken is dat mevrouw [verzoekster] een aantal schulden heeft die zijn ontstaan binnen de driejaarstermijn. Mevrouw [verzoekster] heeft een schuld aan de belastingdienst van € 6.466,00, ontstaan op 10 juni 2021. Een groot deel van deze schuld is ontstaan omdat mevrouw [verzoekster] als zelfstandige werkzaam was van november 2020 tot juni 2022 en zij over deze periode geen aangifte had ingediend bij de belastingdienst. Daarnaast heeft mevrouw [verzoekster] ook schulden aan het CJIB van in totaal € 1.000,42, ontstaan op 27 juni 2023. De schuld aan het CJIB betreft boetes voor overtredingen als rijden onder invloed, wegen inrijden waar dat niet toegestaan is en het gebruiken van een mobiel apparaat tijdens het rijden. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten en staan in beginsel aan toelating in de weg.
2.5.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw (artikel 288, eerste lid onder b) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat mevrouw [verzoekster] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen waardoor een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Immers heeft mevrouw [verzoekster] aangegeven dat zij haar alcohol- en drugsgebruik onder controle heeft. Verder heeft mevrouw [verzoekster] een vaste baan waar zij momenteel parttime werkt en het mogelijk is om fulltime te gaan werken. Daarnaast laat mevrouw [verzoekster] geen schulden meer ontstaan nu haar financiën worden beheerd door budgetbeheer en zij wordt begeleid door Stichting Ontmoeting. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal daarom worden toegewezen.
2.6.
Als mevrouw [verzoekster] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op mevrouw [verzoekster] kunnen verhalen.
2.7.
De eerste 13 maanden van het traject geldt een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan de mevrouw [verzoekster] . Als de schuldsaneringsregeling eerder eindigt, stopt ook de postblokkade.
Bevoegdheid rechtbank
2.8.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van mevrouw [verzoekster] in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] -1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
aldaar voorheen handelend onder de naam:
[handelsnaam A]
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder J.M. Hoogland,
gevestigd te Postbus 81145,
3009 GC Rotterdam;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 22 augustus 2024 en de einddatum op 22 februari 2026;
- draagt de bewindvoerder op om de komende dertien maanden de post van mevrouw [verzoekster] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M. Aukema, rechter, in samenwerking met A.B.T. Fernandes Pedra, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024. [1]