Beoordeling door de voorzieningenrechter
3. Verzoeker woont op het adres [adres]. Hij huurt deze woning van Stichting Habion.
4. Op 6 september 2024 heeft de politie een actie uitgevoerd die was gericht op voertuigen uit Duitsland die naar Rotterdam komen om verdovende middelen te (ver)kopen. De politie heeft een voertuig met een Duits kenteken gevolgd. De inzittenden van deze auto hebben contact gemaakt met verzoeker. De politie heeft gezien dat er handelingen werden verricht die de indruk wekten dat er verdovende middelen werden verhandeld. Na onderzoek bleek verzoeker een grote hoeveelheid verdovende middelen bij zich te dragen. Verzoeker is aangehouden. De politie heeft vervolgens verzoekers woning doorzocht. In verzoekers woning zijn bruto 160,02 gram cocaïne, een vuurwapen, een patroonhouder met vijf patronen, een verlengde patroonhouder en € 12.100,- aangetroffen. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 7 oktober 2024.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. Naar aanleiding van deze rapportage heeft de burgemeester besloten om verzoekers woning te sluiten per 29 november 2024. Verzoeker is het hier niet mee eens en hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in zijn woning mag blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning openblijft tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker immers gedurende de komende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
9. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
10. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
11. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
12. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
13. Verzoeker voert aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. Er is geen sprake van overlastmeldingen en er zijn geen aanwijzingen voor een loop op de woning of dat er werd gehandeld vanuit de woning. Daarnaast vindt verzoeker dat de noodzaak van de sluiting is komen te vervallen, gelet op het tijdsverloop tussen de doorzoeking van de woning en het bestreden besluit.
14. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van een woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen kan worden afgeweken.
15. De voorzieningenrechter staat dus voor de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Uit de rechtspraak blijkt dat verschillende factoren een rol kunnen spelen bij de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Zo is de noodzaak tot sluiting groter als er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen en de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en (vuur)wapens.
16. In de woning van verzoekers is een hoeveelheid harddrugs aangetroffen die de handelshoeveelheid ruim overschrijdt. Ook zijn er in zijn woning zaken aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan drugshandel, namelijk een vuurwapen en een groot geldbedrag. Verzoeker heeft verklaard dat dit geld grotendeels afkomstig is van de verkoop van zijn auto, maar hij heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Daarnaast heeft de burgemeester van belang kunnen achten dat de politie bij verzoekers woning is uitgekomen vanwege een (vermoedelijke) overdracht van harddrugs tussen verzoeker en inzittenden van een auto met een Duits kenteken. Het is daarom aannemelijk dat de drugs in verzoekers woning bestemd was voor de handel buiten de woning. De voorzieningenrechter vindt het tijdsverloop tussen het aantreffen van de drugs en het bestreden besluit (bijna drie maanden) niet zodanig dat er om die reden geen noodzaak meer is om de woning te sluiten. Na de doorzoeking op 6 september 2024 heeft de burgemeester op 18 oktober 2024 van de politie een bestuurlijke rapportage ontvangen. Tussen het moment van ontvangst van de bestuurlijke rapportage en het besluit tot sluiting van de woning zaten ongeveer 1,5 maand. Zoals volgt uit de rechtspraakis dat tijdsverloop ook nodig met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, waarbij de betrokkene de gelegenheid wordt gegeven een zienswijze te geven op het voorgenomen besluit, zoals in het geval van verzoeker ook is gebeurd. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en dat hij niet gehouden was om met een minder ingrijpend middel te volstaan.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
17. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
18. Verzoeker voert aan dat de sluiting niet evenwichtig is. Hij wijst op zijn kwetsbare situatie. Verzoeker is dakloos geweest en heeft via een traject bij CVD een woning toegewezen gekregen. Hij dreigt nu deze woning weer kwijt te raken en dakloos te worden. Verzoeker is inmiddels veroordeeld door de strafrechter en heeft als
first offenderde kans gekregen om onder begeleiding van de reclassering zijn leven te beteren. Begeleiding door de reclassering zal echter worden bemoeilijkt als hij zijn woning kwijtraakt.
19. De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Verzoeker kan een verwijt worden gemaakt van de aangetroffen harddrugs in zijn woning, omdat hij die zelf in de woning heeft gebracht. De voorzieningenrechter vindt het verder onbegrijpelijk dat verzoeker alles op het spel heeft gezet, terwijl hij komt uit een situatie van dakloosheid en dus weet hoe waardevol het hebben van een woning is. Het is zeer goed mogelijk dat de verhuurder de huurovereenkomst zal ontbinden en dat verzoeker na de sluitingstermijn van drie maanden niet zal kunnen terugkeren naar zijn woning. Dit zijn echter de gevolgen van de keuzes die verzoeker zelf heeft gemaakt. Verzoeker heeft een reclasseringsrapport overgelegd en daaruit blijkt dat de reclassering bereid is om verzoeker te helpen bij het verkrijgen en behouden van huisvesting als hij zijn woning verliest. Begeleiding door de reclassering zal dus blijven plaatsvinden, ook al heeft verzoeker de komende drie maanden geen (vaste) woonruimte meer.
20. De burgemeester heeft naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de belangen bij sluiting van de woning zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van verzoekers bij het voortgezet gebruik van de woning.