Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift van [persoon A] (ontvangen op 21 mei 2024), met bijlagen;
- het verweerschrift van Maasstad met voorwaardelijk tegenverzoek (ontvangen op 12 augustus 2024), met bijlagen;
- de aanvullende bijlagen van [persoon A] ;
- de aanvullende bijlagen van Maasstad;
- de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [persoon A] ;
- de pleitaantekeningen van de gemachtigde van Maasstad;
- de schriftelijke verklaring van [persoon A] die is voorgedragen tijdens de zitting.
2.De verzoeken
3.De beoordeling
“Teringwijf, je moet je grote bek dichthouden! Ik hoor je al vijf keer mijn naam noemen.”[persoon A] heeft dit gemeld bij haar leidinggevende. [persoon A] verwijt Maasstad dat er pas na vijf maanden een gesprek is geweest over de klacht. Wat [persoon A] echter vooral dwars zit is dat het gesprek in overwegende mate ging over haar manier van communiceren in plaats van over het gedrag van [naam collega] . Zij voelt zich niet gesteund door haar leidinggevende.
Mijn glas blijft hier staan!”.Zij priemde met haar vinger vlak voor het gezicht van [persoon A] . Uit wat partijen naar voren hebben gebracht volgt dat dit door de leidinggevende direct is besproken met [persoon A] en [naam collega] . De kantonrechter beschouwt dit, gelet op de aard van het incident, als voldoende. Maasstad treft hier dus geen (ernstig) verwijt.
“Houd nou je bakkes! Het interesseert me geen reet wat je zegt”. Dit gebeurde in de aanwezigheid van een patiënt. [persoon A] heeft aangevoerd dat het incident door haar voor het eerst ter sprake is gebracht in juni 2022 tijdens een gesprek met haar leidinggevende (in aanwezigheid van een HR-medewerker). [persoon A] heeft dit dus pas een half jaar na dato aangekaart. De vraag rijst hoe dringend (en ernstig) dit voor [persoon A] zelf is geweest. Het gaat daarom te ver om Maasstad te verwijten dat zij dit niet heeft opgepakt.
zou kunnenhebben voor [persoon A] en haar herstel. De kantonrechter maakt hieruit niet op dat de overplaatsing als zodanig het herstel belemmert.
4.De beslissing
zal lopen tot en met 8 oktober 2024;