Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- P. Waijers, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- K.N. Blom, werkzaam bij het wijkteam (hierna: begeleider).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 9 april 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 18 april 2024 bepaald. Verweerster, Stichting Woonbron, is niet verschenen op de zitting. Verzoeker heeft hulp gezocht bij de gemeente Rotterdam en heeft een aanvraag voor schuldhulpverlening ingediend bij de Kredietbank Rotterdam. Tijdens de zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat zij de vaste lasten van verzoeker zullen betalen. Verzoeker heeft voldoende inkomsten om de huur te betalen en heeft verklaard de huur voor mei 2024 tijdig te zullen voldoen.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker een vonnis heeft ontvangen tot ontruiming van zijn woning, is er sprake van een dergelijke situatie. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank oordeelt dat het belang van verzoeker zwaarder weegt, gezien zijn financiële situatie en de toezegging van schuldhulpverlening.
De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met voorwaarden. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Aukema, rechter, en is openbaar uitgesproken op 25 april 2024.