ECLI:NL:RBROT:2024:13515

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
FT RK 22-417
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling na faillissement

In deze zaak heeft verzoeker, die failliet was verklaard op 28 februari 2023, een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn faillissement en gelijktijdig de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De behandeling van het verzoek vond plaats op 30 september 2024. De curator, mr. F. el Houzi, heeft positief geadviseerd over de omzetting naar de schuldsaneringsregeling, omdat verzoeker zich voldoende heeft ingespannen en er geen sprake is van kwade trouw bij het ontstaan van de schulden. Verzoeker had eerder een WSNP-verzoek ingediend, maar dit was afgewezen omdat er onzekerheid bestond over nieuwe schulden uit het faillissement.

De rechtbank heeft beoordeeld of verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek op basis van artikel 15b van de Faillissementswet. Aangezien het faillissement niet op eigen aangifte was uitgesproken en verzoeker binnen de termijn van artikel 3, eerste lid, Fw een WSNP-verzoek had ingediend, is hij ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden waren voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft zijn verplichtingen tijdens het faillissement nagekomen en heeft een fulltime baan.

De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, het faillissement opgeheven en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De ingangsdatum van de WSNP is vastgesteld op de datum van het vonnis, omdat er geen ruimte was voor een eerdere ingangsdatum. De rechtbank heeft ook het salaris van de curator en de verschotten vastgesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement
insolventienummer: [nummer 1] (voorheen [nummer 2] )
uitspraakdatum: 7 oktober 2024
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker,
curator: mr. F. el Houzi.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op 28 februari 2023 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 30 september 2024. Op de zitting zijn verschenen:
  • verzoeker;
  • de heer mr. P.A. Loeff, advocaat van verzoeker;
  • de heer [naam] , faillissementsmedewerker, namens de curator.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Standpunt curator
De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker zich voldoende heeft ingespannen tijdens het faillissement en alle noodzakelijke medewerking heeft verleend. Er is voldoende vertrouwen dat verzoeker de verplichtingen die voortvloeien uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. Ten slotte merkt de curator op dat er geen sprake is van te kwader trouw bij het ontstaan van de schulden. Gezien het vorenstaande adviseert de curator positief ten aanzien van de omzetting.
Standpunt verzoeker
Verzoeker heeft gesteld dat hij op 17 oktober 2022 een WSNP-verzoek heeft ingediend. Dit verzoek is afgewezen omdat het faillissement van de onderneming van verzoeker recentelijk was uitgesproken en er onvoldoende zekerheid bestond dat er geen nieuwe schulden uit dat faillissement voor verzoeker zouden voortvloeien. Om nieuwe schulden te voorkomen, heeft verzoeker, na afwikkeling van het faillissement, het onderhavige verzoekschrift ingediend om het faillissement op te heffen en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Daarnaast heeft verzoeker verzocht om een eerdere ingangsdatum van de WSNP te bepalen, namelijk 28 februari 2023. Desgevraagd heeft de advocaat uitdrukkelijk verklaard dat geen verzoek om een verkorte looptijd van de WSNP wordt gedaan.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid verzoek
Alvorens tot inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift over te gaan, dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker een beroep op artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet (hierna: Fw) toekomt. De voorwaarde die de wet in artikel 15b, eerste lid, Fw stelt, is dat, wanneer een verzoeker niet op eigen aangifte maar op rekest failliet is verklaard, wordt vastgesteld dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend.
De rechtbank stelt vast dat het faillissement niet op eigen aangifte van verzoeker is uitgesproken. Verzoeker heeft een WSNP-verzoek ingediend op 17 oktober 2022. Dit valt binnen de termijn van artikel 3, eerste lid Fw. Dit verzoek is echter afgewezen op 28 november 2022 nu het onvoldoende zeker was of er nog schulden zouden voortvloeien uit het faillissement van de onderneming. Verzoeker heeft hierdoor gewacht met het onderhavige verzoek totdat het faillissement afgewikkeld is en voldoet hiermee aan de voorwaarde die artikel 15b Fw stelt.
De curator heeft vastgesteld dat een akkoord binnen het faillissement niet tot de mogelijkheden behoort.
Verzoeker is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
Toelating tot de WSNP
De rechtbank oordeelt dat er geen, althans onvoldoende, grond is gebleken voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het op 28 februari 2023 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De curator adviseert positief ten aanzien van het omzettingsverzoek. Verzoeker heeft gedurende het faillissement alle medewerking verleend en zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag aan de faillissementsboedel afgedragen. Verzoeker heeft een fulltime baan. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en aldus in aanmerking te komen voor de schone lei en van zijn schulden af te komen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verzoeker in staat moet worden geacht om de verplichtingen, voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling, voldoende na te kunnen komen.
De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen en het salaris van de curator en de verschotten vaststellen. De rechtbank neemt kennis van de voorlopige salarisbeschikking en het laatste salarisverzoek van de curator.
Het salaris van de curator voor de werkzaamheden na de laatste voorlopige salarisbeschikking, te weten de periode van 1 mei 2024 tot en met het einde van het faillissement, bedraagt € 3.290,10 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting). De verschotten over vermelde periode bedragen € 131,60 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting).
Duur WSNP
Verzoeker heeft – onder verwijzing naar de per 1 juli 2023 ingetreden wetswijziging – verzocht de ingangsdatum van de WSNP eerder in te laten gaan en wel op 28 februari 2023, nu hij sinds het uitspreken van het faillissement op 28 februari 2023 zijn salaris boven het vrij te laten bedrag heeft gespaard.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verzoeker sinds het uitspreken van het faillissement een deel van het meerdere boven het vrij te laten bedrag aan de boedel heeft afgedragen (tot en met maart 2024 bedroeg die afdracht in totaal
€ 8.355,35). Namens de curator is ter zitting gesteld dat er geen boedelafdracht heeft plaatsgevonden gedurende de afgelopen vier maanden. Verzoeker heeft dit erkend, maar stelt dat hij de daartoe benodigde gelden nog beschikbaar heeft.
Los van de vraag of de juiste boedelafdracht heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek om een eerdere ingangsdatum moet worden afgewezen. De rechtbank licht dat hierna toe.
Artikel 349a lid 1 Fw luidt per 1 juli 2023:
De termijn van de schuldsaneringsregeling bedraagt anderhalf jaar, te rekenen van de dag van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, die dag daaronder begrepen, dan wel van de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling als bedoeld in artikel 285, eerste lid, onder f, indien die dag eerder is gelegen. (…)
De wetgever heeft zich niet uitgelaten over de vraag hoe moet worden aangekeken tegen aflossingen die geschieden gedurende de looptijd van een aan de schuldsaneringsregeling voorafgaand faillissement. Beide trajecten kunnen een buitengerechtelijke schuldregeling tot stand brengen en een verklaring van de curator dat er geen akkoord kan worden bereikt, kan worden gelijkgesteld met de verklaring van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 285 lid 1, aanhef en onder f (https://new.navigator.nl/openCitation/id0cabba70dbcd849adc9301ad73648604), Fw. Tussen beide trajecten bestaan evenwel aanmerkelijke verschillen. Zo is een schuldhulpverleningstraject gericht op het realiseren van een schuldregeling door een schuldhulpverlener. Het voorafgaande faillissement is – anders dan het schuldhulpverleningstraject – niet slechts gericht op het treffen van een schuldregeling. De curator in het faillissement houdt zich bezig met het beheer en de vereffening van de vermogensbestanddelen van gefailleerde, en heeft ook nog andere wettelijke taken. De kosten van een faillissement (met name bestaande uit het salaris van de curator) zijn vaak ook aanmerkelijk hoger dan de kosten van een schuldhulpverleningstraject.
Al hoewel in dit geval verzoeker gedurende het faillissement fulltime heeft gewerkt en een bedrag van in elk geval € 8.355,35 heeft afgedragen aan inkomen boven het vrij te laten bedrag, is het bedrag dat daadwerkelijk gespaard is gedurende het faillissement ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers vele malen lager. Dit vanwege het feit dat de afwikkeling van het faillissement hogere kosten (met name salaris curator) met zich brengt ten opzichte van een toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Gelet op al het voorgaande is er in een geval als dit – omzetting van het faillissement in een schuldsaneringsregeling – geen ruimte om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank stelt daarom de ingangsdatum van de looptijd van de wettelijke regeling vast op de datum van dit vonnis.

3.De beslissing

De rechtbank:
- heft het faillissement van verzoeker op;
- stelt het salaris van de curator voor de werkzaamheden verricht in de periode van
28 februari 2023 tot en met het einde van het faillissement definitief vast op
€ 8.938,92 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit ten laste van de schuldenaar;
- stelt de verschotten over de vermelde periode definitief vast op € 357,55 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenaar;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker] ,geboren op [geboortedatum] -2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
- benoemt in de schuldsaneringsregeling van schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. M. Aukema;
- en stelt aan tot bewindvoerder M. Zomerdijk,
postadres: Postbus 81145,
3009 GC Rotterdam;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024.