ECLI:NL:RBROT:2024:13535

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
C/10/688811 / JE RK 24-2404
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 13 december 2024, wordt een verzoek behandeld van de Raad voor de Kinderbescherming inzake de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van zes minderjarigen. De Raad heeft op 6 november 2024 een verzoekschrift ingediend, waarin zij vraagt om de minderjarigen onder toezicht te stellen voor een periode van twaalf maanden en om een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zitting op 13 december 2024 gehouden, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren. De minderjarigen zijn niet verschenen voor een gesprek met de kinderrechter.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder belast is met het ouderlijk gezag over de oudste minderjarige, terwijl de ouders gezamenlijk gezag hebben over de andere vijf minderjarigen. De kinderrechter heeft de zorgen over de opvoedsituatie en het ontbreken van passend onderwijs voor de kinderen besproken. Ondanks de zorgen heeft de moeder aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan het onderzoek van de Raad. De kinderrechter concludeert dat er onvoldoende duidelijkheid is over de thuissituatie en het welzijn van de kinderen, en dat verder onderzoek noodzakelijk is voordat een beslissing kan worden genomen op het verzoek van de Raad.

De kinderrechter heeft daarom besloten de behandeling van het verzoek aan te houden tot een pro forma datum op 1 april 2025, waarbij de Raad wordt verzocht om voor die datum een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 23 december 2024. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688811 / JE RK 24-2404
Datum uitspraak: 13 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2011 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2012 in [geboorteplaats 3] , hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum 4] 2014 in [geboorteplaats 4] , hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
[minderjarige 5],
geboren op [geboortedatum 5] 2017 in [geboorteplaats 5] , hierna te noemen: [minderjarige 5] ,
[minderjarige 6],
geboren op [geboortedatum 6] 2019 in [geboorteplaats 6] , hierna te noemen: [minderjarige 6] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M. Nentjes, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 6 november 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • het verweerschrift met bijlagen van de moeder van 10 december 2024, ontvangen op 11 december 2024;
  • het verweerschrift met bijlagen van de moeder van 11 december 2024, ontvangen op 13 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- een tweetal vertegenwoordigers van de Raad, [naam 1] en [naam 2] ;
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam 3] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] uitgenodigd voor een gesprek. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn niet gekomen, waardoor er geen gesprek is geweest.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] .
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] .
2.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] onder toezicht te stellen voor een periode van twaalf maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor een periode van zes maanden.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling, aangezien het niet is gelukt om contact te krijgen met de moeder en er geen enkel zicht is op hoe het met de kinderen gaat. Doordat zij niet naar school gaan worden zij in hun sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling bedreigd. Nu moeder ter zitting aanwezig is en in haar verweerschriften namen heeft genoemd van personen die kunnen worden gehoord om informatie over haar gezin te geven, begrijpt de Raad dat de kinderrechter wil dat verder onderzoek wordt verricht. Naast de in het verweerschrift genoemde mensen, is het ook van belang dat de Raad kan praten met professionals, zoals de huisarts van de kinderen. De Raad vertrouwt erop dat dit binnen drie maanden zal lukken.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling geen standpunten naar voren gebracht.
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. Het is positief dat de Raad de situatie de aankomende periode verder wil onderzoeken. De advocaat van de moeder heeft zich bereid verklaard om de moeder in de tussentijd te begeleiden met alles wat moet worden geregeld. Zo zal zij contact opnemen met de leerplichtambtenaar, aangezien per kind een plan moet worden gemaakt over opleiding etc. Ook heeft de advocaat van de moeder goed contact met de kinderombudsman. Zij zal aan haar vragen of zij in de situatie kan meedenken.
4.3.
De vader brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. De vader woont niet met de moeder samen, maar hij is wel bij de kinderen betrokken. De vader stemt ermee in dat de Raad de situatie beter gaat onderzoeken en dat er voor de kinderen individuele plannen worden gemaakt, met betrekking tot het vinden van passend onderwijs.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat op dit moment onvoldoende duidelijk is of aan de vereisten van artikel 1:255 (voor het verlenen van een ondertoezichtstelling) en artikel 1:265c BW (voor het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing) van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat het de Raad de afgelopen periode niet is gelukt om voldoende zicht te krijgen op de thuissituatie bij de moeder en het welzijn van de kinderen. De zorgen die om de kinderen bestaan, te weten over de opvoedsituatie bij de moeder en het ontbreken van passend onderwijs voor de kinderen, zijn daarom niet weggenomen of bevestigd. Inmiddels heeft de moeder echter aangegeven dat zij bereid is om aan het onderzoek van de Raad mee te werken, in die zin dat zij een lijst van personen heeft verschaft met wie de Raad in gesprek zou kunnen gaan.
5.3.
Gelet op het voorgaande is het van belang dat verder onderzoek wordt verricht, voordat een beslissing wordt genomen op het verzoek van de Raad. Daarnaast is het van belang dat voor elk kind een individueel plan wordt opgesteld met betrekking tot het vinden van passend onderwijs. De advocaat van de moeder heeft zich bereid verklaard om de moeder hierbij te begeleiden. De kinderrechter zal de behandeling van het verzoek van de Raad daarom aanhouden tot de hierna te melden pro forma datum.
5.4.
De Raad wordt verzocht om
uiterlijk twee wekenvóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de GI, de moeder, de vader en mr. M. Nentjes) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bepaalt dat de behandeling van het verzoek van de Raad wordt aangehouden tot
1 april 2025 pro forma;
6.2.
bepaalt dat de Raad, de GI, de moeder, de vader en mr. M. Nentjes op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.3.
verzoekt de Raad
uiterlijk twee wekenvóór de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 23 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.