ECLI:NL:RBROT:2024:13675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/10/674488 / JE RK 24-400
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige met betrekking tot zorgregeling en hulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze verlenging, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De ouders van de minderjarige, die in een spanningsvolle situatie verkeren, hebben nog niet de nodige stappen gezet in hun hulpverlening en zijn niet in staat om zelfstandig de bedreigingen voor de ontwikkeling van hun kind af te wenden. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 mei 2025, waarbij de jeugdbeschermer de regie over de hulpverlening behoudt. Tijdens de mondelinge behandeling is ook gesproken over de zorgregeling, het paspoort, de identiteitskaart, kinderbijslag en oppaskosten. De ouders hebben aangegeven achter de verlenging van de ondertoezichtstelling te staan, maar er zijn nog onduidelijkheden over de verdeling van kosten en verantwoordelijkheden. De rechtbank heeft benadrukt dat duidelijke afspraken noodzakelijk zijn om de samenwerking tussen de ouders te verbeteren en de situatie van de minderjarige te stabiliseren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/674488 / JE RK 24-400
Beschikking van 11 november 2024 over de verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van:
Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, hierna: de raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • [naam moeder] , hierna: de moeder
  • [naam vader] , hierna: de vader
  • de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de (tussen-)beschikking van 31 mei 2024;
  • het aanvullend rapport van de raad van 9 oktober 2024 (concept);
  • de briefrapportage, met bijlage van de GI van 15 oktober 2024;
  • de mail van de zijde van de vrouw, met als aangehechte bijlage de brief d.d. 23 november (
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2024. Het verzoek is gecombineerd behandeld met het bij de rechtbank ingekomen verzoek van de GI met betrekking tot de zorgregeling, bekend onder zaak-/rekestnummer: C/10/685452 JE RK 24-1943. In deze zaak is afzonderlijk beslist.
Daarbij zijn verschenen:
  • de raad, vertegenwoordigd door [persoon C] ,
  • de GI, vertegenwoordigd door [persoon D] ,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader.

2.De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 31 mei 2024 heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden ten aanzien van de verdere verlenging van de ondertoezichtstelling (te weten: tot 17 mei 2025). De rechtbank verwijst naar en neemt over wat ten aanzien hiervan is opgenomen in die beschikking.
2.2.
De raad handhaaft het resterende deel van het verzoek van de ondertoezichtstelling voor [voornaam minderjarige] . De ouders blijven in spanningsvolle situatie met elkaar terecht komen waar [voornaam minderjarige] getuige van is en beide ouders laten op hun eigen manier ambivalentie zien in het voortzetten van passende hulp.
[voornaam minderjarige] gaat nog steeds niet naar school en daarnaast zijn er grote veranderingen geweest in de verdeling van de opvoed- en zorgtaken. Daarbij is [voornaam minderjarige] nog steeds getuige van de spanningen tussen zijn ouders.
De ouders hebben hun eigen emoties nog onvoldoende verwerkt en zij lijken nu voorzichtige stappen te maken om hierbij hulp te accepteren in samenwerking met de GI, hoewel de beide ouders nog steeds niet zijn gestart met gerichte individuele therapie.
2.3.
De GI vraagt de rechtbank om het resterende deel van de ondertoezichtstelling uit te spreken.
2.4.
Uit de briefrapportage van de GI blijkt het volgende:
  • tot op heden wordt gezien dat de hulpverlening niet op één lijn zit met de uitgezette lijnen van de jeugdbeschermer, hetgeen de situatie niet verbetert;
  • beide ouders houden veel van [voornaam minderjarige] , maar hebben beiden een eigen visie over opvoeden, die niet met elkaar overeenkomt. Futiliteiten kunnen leiden tot conflicten tussen de ouders;
  • beide ouders staan open voor hulpverlening die door de jeugdbeschermer is aangevraagd. Het gezin is aangemeld voor Parallel Solo Ouderschap (PSO) en een NIKA-traject (wachtlijst) en daarnaast is [voornaam minderjarige] gestart bij AMZO per 14 oktober 2024;
  • de GI vindt het belangrijk dat er opvoedingsondersteuning zal starten bij beide ouders om hen te ondersteunen bij de schoolgang en het externaliserend gedrag van [voornaam minderjarige] . Ook moeten beide ouders zelf aan de slag om door middel van therapie gebeurtenissen uit het verleden te verwerken, zodat zij op termijn volledig in staat zijn om responsief en sensitief aan te kunnen sluiten bij de intensieve opvoedbehoeften van [voornaam minderjarige] ;
  • [voornaam minderjarige] heeft aangegeven dat hij het liefst een week bij zijn moeder is en een week bij zijn vader. De jeugdbeschermer heeft dit besproken met de ouders en heeft samen met de ouders een verdeling gemaakt;
  • Beide ouders hebben aangegeven achter deze verdeling te staan, zodat hun draagkracht en draaglast in balans is;
2.5.
De GI geeft aan dat er op dit moment wel nog sprake is van een aantal kwesties die spelen tussen de ouders, zoals de vraag bij wie van de ouders het paspoort van [voornaam minderjarige] verblijft en bij wie de identiteitskaart van [voornaam minderjarige] . Volgens de moeder is er tijdens een eerdere zitting besproken dat zij het paspoort van de minderjarige bij zich zou hebben en de vader het identiteitsbewijs. Volgens de vader is dit niet zo.
Ook zou in het verleden zijn gesproken dat de oppaskosten voor [voornaam minderjarige] gedragen zouden worden door de vader. Voorts is de kinderbijslag een punt van conflict tussen de ouders. Nu er sprake is van een week op week af regeling is het volgens de GI niet meer dan logisch dat ook de kinderbijslag wordt verdeeld. Ook verzoekt de GI de rechtbank te bespreken hoe zij de toekomstige oppaskosten van de [voornaam minderjarige] zouden kunnen verdelen.
De GI verzoekt de rechtbank dit met partijen te bespreken en dit op te nemen in de beschikking, zodat hier geen onduidelijkheid meer over bestaat.
2.6.
De beide ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven achter de verlenging van de ondertoezichtstelling te staan.
2.7.
De rechtbank overweegt als volgt:
met betrekking tot de ondertoezichtstelling
2.8.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hoewel er stappen worden voor wat betreft hulpverlening aan [voornaam minderjarige] en aan zijn ouders is deze hulpverlening nog niet of pas recent opgestart. Daarbij zijn de ouders niet zelfstandig in staat om de bedreigde ontwikkeling van de minderjarige af te wenden en is hulpverlening in het gedwongen kader nog altijd noodzakelijk.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] conform het verzoek van de raad verder verlengen tot 17 mei 2025.
met betrekking tot het paspoort/identiteitskaart, kinderbijslag, kindgebonden budget, oppaskosten
2.9.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met de ouders met betrekking tot bovengenoemde onderwerpen het navolgende besproken.
De kinderalimentatie en de oppaskosten
1. Uit de zittingsaantekeningen van de vorige behandeling van deze zaak d.d. 14 mei 2024 blijkt dat de vrouw heeft verklaard dat zij op dit moment geen oppaskosten heeft. Daarbij heeft zij verklaard dat zolang de minderjarige bij de man woont zij geen kinderalimentatie nodig heeft.
Bij beschikking van heden is in de zaak met betrekking tot de zorgregeling, bekend onder zaak-/rekestnummer: C/10/685452 JE RK 24-1943, een 50/50-verdeling van de zorgregeling bepaald. Er is een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 27 oktober 2022, waarbij onder andere een kinderbijdrage van € 176,- per maand is bepaald. Als een van partijen vindt dat dit moet worden gewijzigd en partijen hier samen geen afspraak over kunnen maken, kan een verzoek tot wijziging hiervan bij de rechtbank worden ingediend. Ook is in die beschikking opgenomen de onderlinge afspraak over de bijzondere oppaskosten, in die zin dat de vrouw aan de man maandelijks de factuur zou geven en dat de man de helft van de gefactureerde bijzondere oppaskosten aan de vrouw zal betalen, zolang de minderjarige niet is toegelaten op een school of op een passende BSO;
De kinderbijslag en het kindgebonden budget
2. Indien partijen in het kader van het co-ouderschap van oordeel zijn dat het alleszins redelijk is indien de kinderbijslag bij helfte wordt gedeeld, zeker nu tijdens de mondelinge behandeling vast is komen te staan dat beide partijen verblijfsoverstijgende kosten hebben, kan de vrouw aan de Sociale Verzekerings Bank (SVB) verzoeken om de helft van de kinderbijslag over te maken aan de man. Dit geldt niet voor het kindgebonden budget. Als partijen afspreken ook dat bedrag te delen, dat moet de vrouw dat zelf maandelijks overmaken aan de man.
Partijen moeten dit met de jeugdbeschermer verder bespreken.
Het paspoort en de identiteitskaart
3. Uit de zittingsaantekeningen van 29 september 2022 in de zaak: C/10/633420 / FA RK 22-954 blijkt dat de ouders tijdens de mondelinge behandeling hebben gesproken over het paspoort en de identiteitskaart van [voornaam minderjarige] en toen hebben afgesproken dat de moeder het paspoort van [voornaam minderjarige] bij zich zal hebben en de vader de identiteitskaart van [voornaam minderjarige] bij zich zal hebben. Dit was echter geen onderwerp waarover de rechter werd gevraagd een beslissing te nemen. Indien één van partijen dit anders wil en partijen hier niet in overleg (samen met de GI) uitkomen zal er bij de rechtbank hierover een procedure moeten worden gestart.
2.10.
Tot slot overweegt de rechtbank met betrekking tot de stelling van de GI dat de hulpverlening niet op één lijn zit met de uitgezette lijnen van de jeugdbeschermer, hetgeen de situatie niet verbetert het volgende. Door de advocaat van de vrouw is kort voor de zitting een brief overgelegd van een medewerker van het Uitwijkteam, die moeder begeleidt. Deze medewerker is eerder op een zitting bij de rechtbank aanwezig geweest. Zoals ook op een vorige zitting is besproken door de rechtbank en de raad, is er veel misgegaan in de hulpverlening aan ouders met betrekking tot de zorgen over [voornaam minderjarige] . Het was belangrijk dat er duidelijke afspraken kwamen, zodat ouders wisten wat wel en wat niet kon. Door de rechtbank is heel duidelijk gezegd dat de situatie waarin de hulpverlening al dan niet onafhankelijk van elkaar met ouders afspraken maakten, moest stoppen omdat dit er niet voor zorgde dat ouders konden gaan samenwerken. Het zorgde juist iedere keer voor nieuwe verwarring en conflicten. Het belang van [voornaam minderjarige] was dat ouders op een positieve manier met elkaar konden gaan samenwerken. Dat was ook in het belang van ouders zelf die ieder voor zich worstelde met de ontstane situatie.
De rechtbank heeft daarom toen besloten dat [voornaam minderjarige] onder toezicht moest worden gesteld en dat op die manier de jeugdbeschermer de regie kreeg over de in te zetten hulpverlening. De rechtbank heeft expliciet in zijn beslissing opgenomen dat er snel een jeugdbeschermer feitelijk aan het werk zou gaan. Dit is gebeurd.
Zoals met ouders op de zitting is besproken, staat het hen natuurlijk vrij als zij daar steun van ondervinden contact te blijven onderhouden met een hulpverlener die reeds eerder bij hen betrokken is geweest. Wat echter niet kan is dat zo’n hulpverlener de regie van de jeugdbeschermer ter discussie stelt en daarmee het gezag van de jeugdbeschermer ondermijnt. Ouders doen samen met de jeugdbeschermer hun best het onderling wantrouwen om te buigen naar een begin van vertrouwen door het maken van duidelijke afspraken. Dat is een ingewikkeld en moeizaam proces, dat dient te worden gerespecteerd en in het belang van [voornaam minderjarige] is.

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 17 mei 2025;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier, op 11 november 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.