In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 december 2024, wordt de hernieuwde vaststelling van de partneralimentatie behandeld na de verkoop van de gemeenschappelijke woning van de betrokken partijen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.H. Silfhout, verzoekt om een verhoging van de partnerbijdrage van de man, die wordt vertegenwoordigd door mr. J.B. Peters, naar aanleiding van de verkoop van de woning op 1 september 2023. De rechtbank heeft eerder in een beschikking van 1 maart 2022 de echtscheiding uitgesproken en een partnerbijdrage van € 1.675,- per maand vastgesteld, die zou eindigen bij de verkoop van de woning.
De vrouw stelt dat haar behoefte aan alimentatie is gestegen naar € 2.922,- bruto per maand, terwijl de man verweer voert en stelt dat de vrouw niet langer behoeftig is en dat zij in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De rechtbank oordeelt dat de vrouw recht heeft op een uitkering tot levensonderhoud van € 2.441,- per maand, gebaseerd op de hofnorm, die 60% van het netto besteedbaar gezinsinkomen tijdens het huwelijk bedraagt. De rechtbank wijst erop dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat de hofnorm niet van toepassing is en dat de vrouw haar behoeftigheid niet heeft aangetoond.
De rechtbank stelt de ingangsdatum van de nieuwe alimentatie vast op 1 september 2023, de datum waarop de woning is verkocht. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om een voorlopige voorziening af, omdat de bodemprocedure reeds heeft beslist op de partnerbijdrage. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.